Het is 1971
en de plek is Safraanberg, waar ik mijn legerdienst vervul. In de kazerne wordt ter ontspanning van de rekruten een film vertoond. Die
heet Kes en hij blaast me van m’n
sokken. Nooit eerder heb ik
zoiets gezien. Tot vandaag voert Kes trouwens
mijn eigen lijst van topfilms aan. Ik heb de naam van de regisseur toen in mijn
geheugen opgeslagen: Ken Loach. Ik heb het er hier↗︎ eerder al over gehad.
Maandag heb
ik weer een film van Loach gezien, I
Daniel Blake. De regisseur die me al in 1971 wist te overdonderen doet het
nu weer. Geen kleine prestatie, in 1971 sta ik op de
drempel van het leven, inmiddels sta ik weer op zo’n levensdrempel, maar nu de drempel van de achterdeur. Tussen die twee drempels ben ik haast onherkenbaar veranderd, en niet alleen
fysisch.
Dat geldt ook voor de hoofdpersonages van die twee films. In Kes (1969) staat de kleine Billy op de drempel van het leven. Daniel staat aan de achterdeur ervan. Billy is een knaap, Daniel
heeft al een hartaanval achter de rug.
Niet alleen ik ben veranderd, niet alleen die hoofdpersonages zijn veranderd, heel de wereld veranderd, zelfs het
weer is veranderd. Er is zoveel veranderd dat het ons verwondert wanneer we iets
zien dat desondanks onveranderd gebleven is.
Onveranderd, tonen de films van Ken Loach, is dat de onderklasse het gelag betaalt. Dat
is zo in Kes uit 1969 en dat is zo in
Loach’ I Daniel Blake. In deze tijden waarin men ons — niet zonder bedoeling trouwens — wil laten geloven dat we
allemaal middenklasse zijn, is I Daniel
Blake een belangrijk statement: geloof hen niet, zegt Loach.
Onveranderd ook, leert I Daniel Blake me, is de
kracht van Loach’ films, de kracht van de verontwaardiging. Daarom stemt het me blij dat zijn
films ook mij nog onverminderd hard weten te raken. Zelf mag ik die
kracht onderweg kwijtgeraakt zijn — wat ik gewoonlijk aan het voortschrijden der
jaren wijt — zo niet Ken Loach, die inmiddels de kaap van de… tachtig gerond
heeft. Bedankt kameraad!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten