donderdag 15 april 2021

De foute interesse van Eric Corijn



EEN AMERIKAAN, een Fransman en een Belg. Het lijkt het begin van een mop, maar zo durf ik het niet te noemen, straks leg ik uit waarom. Eerst vertel ik wat die drie gemeen hebben. Ernest Hemingway, Francis Wolff en Eric Corijn zijn wat men in stierenvechtersmiddens aficionados de toros noemt, liefhebbers; drie niet-Spanjaarden die hartstochtelijk over dat merkwaardige gebeuren schrijven. Hemingways Death in the Afternoon (1932) kun je hier↗︎ lezen, Wolff hoor je bijvoorbeeld daar↗︎ spreken over La corrida entre représentation et réalité en het boek van Eric Corijn wacht op u in de boekhandel. (°) Waarom durf ik het geen mop te noemen? Waarom moet ik voorzichtig zijn? Omdat de hartstocht van aficionados tot handgemeen kan leiden. 
Wat bijvoorbeeld blijkt uit een anekdote die te leuk is om te negeren. In 1932 publiceert Hemingway zijn beroemde Death in the Afternoon, in 1933 schrijft Max Eastman er een essay over: Bull in the Afternoon↗︎. Op Hemingways wijze over dat bloedvergieten schrijven, zegt Eastman, is als ‘het dragen van vals borsthaar’. Die spitsvondige vergelijking insinueert dat Hemingway zich mannelijker voordoet dan hij is. Holala! Drie jaar later ontmoeten de twee elkaar. Hemingway trekt zijn hemd open en daagt Eastman uit om zijn borsthaar op echtheid te controleren. Er ontstaat een vechtpartij. Dat gevecht krijgt veel persaandacht en dat geldt ook voor de vraag wie van de twee schrijvers het meeste borsthaar heeft. De meningen verschillen, maar een zaak staat vast: tijdens de schermutseling mept Hemingway zijn tegenstander met een boek. Dat beschadigde boek wordt nu bewaard aan de universiteit van Texas. Voorin staat een inscriptie van Hemingway: ‘Dit boek heb ik beschadigd door ermee op de neus van Max (de lul) Eastman te kloppen. Ik hoop ten stelligste dat hij voor eeuwig wegrot in een hel die hij zelf delft.’ Tot zover Hemingway. 
Nu de twee anderen. De indrukwekkende plek die filosoof Francis Wolff in het drietal inneemt, wordt door Corijn in zijn boek geduid in een hoofdstukje onder een veelzeggende titel De wijsgeer als advocaat. Maar hoe is Corijn eigenlijk zelf een aficionado geworden? Spanjaarden zijn, zegt hij, zijn ‘meest geliefde vreemden’. Zijn eerste stierengevecht ziet hij als hij veertien is. Daarna duurt het tot de tweede helft van de jaren zeventig voor hij ernaar terugkeert. De laatste bezoeken die hij beschrijft dateren van 2015 en 2019. Tussendoor tekent hij in België present op bijeenkomsten van aficionados. De grote tijdsspanne wijst uiteraard op meer dan een toeristische interesse. Hij stelt er vragen bij: ‘(…) waarom mensen eigenaardige culturele praktijken in leven houden, welke ervaringen ze verwekken en waarom je er dan zelf een interesse voor ontwikkelt.’ En een passie!
‘En dan kwam een moment van emotie dat ik nooit eerder had meegemaakt. Padilla bood de dood van de stier aan aan een jonge dame in het rood, in een tendido ‘sombra’ ergens op de zevende of achtste rij. Hij gaf zijn montera in bewaring en leidde dat in met een lange persoonlijke verantwoording. De matador begaf zich opnieuw naar de stier en leidde hem rustig in enkele passen met de muleta naar het centrum. Daar hield hij de stier stil en bleef ook de torero roerloos op één meter staan. ‘Toro’ en torero als een monument met de dood ertussen. De dame in rood vatte rechtstaand voor de doodstille plaza enkele coplas de flamenco aan. A capella. Die gingen door merg en been, vooral door de impressionante stilte van het publiek en de minutenlange stilstand van stier en torero. De dame bleek Laura Gallego te zijn, afkomstig uit Jerez, wonende in de streek van Cádiz en bekende cantaora de coplas en Spaanse liederen. Kippenvel.’
De passie belet Corijn niet om het stierenvechten historisch en maatschappelijk te analyseren. Hij bevestigt de huidige neergang ervan, vermeldt het Spaanse politieke debat tussen voor- en tegenstanders en houdt plaats vrij voor een antikapitalistische kritiek. Dierenrechtenactivisten worden in het boek wel veel te gemakkelijk weggezet: ‘In het verzet is dierenleed zeker een sterk argument, maar (…)’ Volgt een bladzijde die ons van het dierenleed in de arena wegleidt. De slotzin van Corijns boek is zeker waar: ‘Vooraleer te oordelen is het altijd goed wat dieper te graven en een cultuurfenomeen in zijn geledingen te doorgronden.’ 



(°) Eric CORIJN. Stierenvechten. Apologie van een foute interesse. Cultuurfilosofisch essay. 
162 pp.
2020. uitg. Bitbook, Brussel. 
 isbn: 9789464077025. 
€ 18,99. 
Bestellen kan via Bitbook↗︎.

Geen opmerkingen: