donderdag 2 november 2023

Mijn jongste sterfverhaal

Théodore GericaultGeneraal Letellier op zijn sterfbed. ca. 1818-1820. Olie op canvas (24.1 × 32.1 cm). Aan het schilderij hangt een verhaal vast. Op 9 juli 1818 haast Gericault zich naar het huis van generaal Henry Letellier in het gezelschap van hun wederzijdse vriend, Louis Bro de Comères. De echtgenote van de generaal is de maand eerder overleden. Depressief als hij is, wikkelt Letellier zijn hoofd in de sjaal van zijn overleden vrouw, zijn hand in haar zakdoek en schiet zichzelf dood. Het pistool is nog warm als Gericault arriveert. De kunstenaar maakt een tekening van het tafereel, waaruit hij voor Bro de Comères dit schilderij puurt. Mij inspireert het tot onderstaand Sterfverhaal en ’t herinnert me ook aan m’n 'memento mori' (dit is nr 28 van die reeks. Voor meer: klik het label 'memento mori' aan in de catalogus, rechts van de blogpost.)


Op Allerzielen bevraag ik het sterfverhaal. Is het een apart literair genre? Is ’t iets voor ervaringsdeskundigen? Is ’t iets voor auteurs die met onvaste hand hun laatste dagen beschrijven? Ik stel me de beoefenaars voor terwijl ze, met de moed der wanhoop en gesterkt door ziekenzalving alsmede door enige epo, met de rollator op weg naar de schrijftafel zijn. 
Ik heb er een beetje over rondgevraagd en velen willen er niets van weten, zij vinden dat je kaars in stilte moet doven, maar zelf sta ik te popelen om te schrijven over een bijna-doodervaring, even waargebeurd als bangelijk. Dat popelen blijkt ook wel hieruit: onderstaand verhaal heeft varianten, ten eerste als prozagedicht in Het verhaal van het Serruys en 't Heilughart en ten tweede in een canonversie: Mijn kritiek op de Vlaamse canon overspoelt Franstalig België.

OVER DIE KEER dat ik een markt passeer en daar een broodje gyros koop, iets wat ik anders nooit doe, en er vervolgens niet in slaag dat te nuttigen omdat mijn maag dichtklapt, iets wat me anders nooit overkomt, maar sindsdien des te meer, op den duur zelfs dagelijks, waardoor ik mijn voeding dien te schiften: geen rijst meer, geen kruiden, geen vet, geen suiker, geen saus, geen dit, geen dat. Niets helpt, mijn oude maag klapt telkens toe, mijn oude slokdarm stuurt ’t eten weer omhoog, wat, dat kan ik je verzekeren, geen manier van eten is. Waarna ik noodgedwongen anders leer eten, meer als een heel oude mens, met kleine hapjes, waardoor ik de zaak enigszins onder controle krijg en er alleen nog een hik aan overhoud. Die hik begint op een mooie lentedag helaas ’t gezelschap van diaree te krijgen. Bovenaan hikken, onderaan schijten! Ook omdat ik stilaan ’t ergste begin te vermoeden, en ik mezelf mijn laatste dagen niet, zoals wijlen mijn vader, met een uitgezaaide darmkanker zie eindigen, plaats ik m’n euthanasieverklaring al prominent op de schoorsteenmantel; ja, ik zie de man met de zeis al om de hoek loeren (hij gelijkt op Frans de borstelmaker.) Ik schrijf nog een laatste verhaal, met name dit Sterfverhaal, en trek hikkend en schijtend naar ’t Serruys dat nu niet meer zo heet. En als ik daar weer buitenkom, is ’t met een briefje dat zegt dat ik wel oud, maar ook gezond ben. En ’t is waar, inmiddels hik ik alweer veel minder en ik kak ook weer normaal.  

Dit blijkt dan toch niet mijn ultieme sterverhaal te zijn en het euthanasiebriefje verdwijnt weer in de schuif.
Flor Vandekerckhove

De digitale uitgaven (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. 

Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

1 opmerking:

Anoniem zei

☺ Oef