dinsdag 26 maart 2024

Isaak Babel lezen aan de oever van de Tarn

Donderdag 14 maart — Tania’s wandeling start vandaag in Marsal waar ik me naast de Tarn positioneer. In afwachting dat ik haar in Albi ga oppikken, lees ik een verhaal dat 100 jaar geleden in de Pravda werd gepubliceerd.


WANNEER Isaak Babel klaar is met de eerste versie van een verhaal, begint hij te kappen en te schaven. Alzo haalt hij er alle overbodige woorden uit weg, tot er van de boom nog slechts een tandenstoker rest. Babel is daardoor voor mij een leermeester geweest, hij heeft me echt leren schrappen. Over dat schrappen zegt Konstantin Paustovski: ‘Babel sprak altijd met minachting over omslachtigheid. Elk onnodig woord in een stuk proza riep fysieke afkeer bij hem op. Hij schrapte overbodige woorden met zo’n hevigheid dat zijn pen het papier kapot kraste.’ Zo moet ’t ook gegaan zijn met Het einde van de Heilige Hypatius dat in 1924 voor ’t eerst verschijnt.
Wie Isaak Babel leest, doet het behoedzaam, wetend dat elk resterend woord telt. Daarom is het geen slecht idee van Koenraad Tinelom Het einde van de Heilige Hypatius helemaal over te schrijven, wie overschrijft ziet niets over ’t hoofd.(°) 
In het verhaal laat Babel zich in een klooster door de laatste monnik rondleiden. Die toont hem hoe innig de geschiedenis van het klooster met de tsarenfamilie verbonden is. Tijdens de rondleiding gebeurt ook dit:
‘De vrouw reed de wieg der Moskouse tsaren binnen, samen met haar wastobben, haar ganzen, met haar grammofoon zonder hoorn, kondigde zich aan als vrouw Savitsjeva en eiste voor zichzelf woning nummer negentien in het paleis van de bisschop op.’ Babel confronteert twee werelden en besluit met ‘purperrode wolken dijden boven de Wolga uit, de thermometer buiten wees veertig graden vorst aan, op de rivier vlamden, hun krachten uitputtend, gigantische vuren op. Dit weerhield een onversaagde jongeman niet, koppig een met ijs bedekte ladder op te gaan naar de dwarsbalk van de kloosterpoort — en hij klom op die ladder om aan de balk een onaanzienlijk lantaarntje op te hangen en een schild met een reeks van letters USSR en RSFSR en het embleem van de Textielvakbond en een hamer en een sikkel en een vrouw aan een weefstoel, waar in alle windrichtingen lichtstralen van uitgingen.’
Het is niet voor ’t eerst dat ik Babel lees en ’t is evenmin voor ’t laatst, maar zo mooi als op deze prille lentedag aan de Tarn wordt het nooit meer.  Ik heb vandaag niet langs de Tarn gewandeld, Peter Buwalda zou dat begrijpen: ‘Een goed boek is duizend maal interessanter dan de werkelijkheid. Ik weet nog dat ik in Egypte op vakantie was toen ik Sabbat’s Theater las van Philip Roth. Echt, die hele Nijl, daar kon je zo de stop uittrekken, die interesseerde me geen reet. Dat boek resoneert twintig jaar later nog na in mijn hoofd, er is niets dat ik in het echt heb meegemaakt dat daarmee is te vergelijken. Niets.’ (°°)


(°) Koenraad Tinel. Tinel tekent Babel en Singer. 2022. Uitg Oogachtend. 182 pp.

 



 


 (°°) In Peter Buwalda, Bonita Avenue, Amsterdam De Bezige Bij, 2010.

Geen opmerkingen: