Woensdag 13 maart — ER IS EEN TIJD geweest waarin ik dagelijks ging joggen. En lange wandelingen maken, dat deed ik ook. In die tijd was ik een mens met meningen, ik bemoeide me met de gang van zaken. Dat alles overdenk ik aan de oever van de Tarn⇲, terwijl ik van de krant opkijk. Een hardloopster passeert, rank en lenig, huppelend als een hinde. Ze laat me beseffen dat mijn tijd voorbij is. Dat doet ook de krant: woorden die ik niet begrijp, begrippen waarvan ik ’t woord niet ken, mensen waarvan ik de naam niet ken, namen waarvan ik de mens niet ken… Vroeger las ik dagelijks kranten, nu lees ik zo’n blad alleen nog terwijl ik op Tania wacht die over bergen trekt met stijgingspercentages waar ik niet mag aan denken. Dat kranten me minder interesseren komt ook, denk ik, doordat ik besef dat ik toch niets meer aan de wereld kan veranderen. Vroeger, toen ik jong was, kon ik dat evenmin, maar ik dacht van wel en dat maakte er toch iets anders van. Kijk, daar passeert weer zo'n hinde.
1 opmerking:
Blij dat ik kan mijmeren over m'n jonge hinde. Brengt een warm gevoel in koude tijden.
Een reactie posten