IN 1933 publiceert André Malraux zijn eerste versie van La Condition Humaine, een jaar na Célines Voyage au bout de la nuit. Twee schrijvers, twee verhalen, twee werelden, twee verschillende tijden; bij Malraux is dat⇲ Shanghai 1927, bij Céline is 't⇲ de Eerste Wereldoorlog en de nadagen ervan. Telkens concrete catastrofes van concrete mensen in concrete, catastrofale tijden, telkens demonstraties van het menselijk tekort. In de digitale schatkamer die dbnl is staat hier⇲ een indrukwekkend essay over de term, hoe moeilijk die te definiëren is, hoe breed en hoe verschillend ook, gevolgd door een heel lang stuk over wat Céline ermee doet in zijn beste werk.
Waar over het menselijk tekort gesproken wordt gaat het over iets waaraan alle mensen onderworpen zijn en onveranderlijk onderworpen zullen blijven. Gaat het over grenzen die ons gesteld zijn. Over onze eindigheid, over alles dat ons bedreigt, over dood, ziekte, verval, armoede, ellende. Gaat het over alles wat er in het menselijk bestaan tegenstrijdig is, over verscheurdheid, over onoplosbare tegenstellingen en spanningen. Gaat het over iets dat onontkoombaar waar is: de werkelijkheid, dat wat zich concreet aan ons voordoet. Het menselijk tekort is dat wat ons afhoudt van het onmogelijke, waarnaar we verlangen, waar we van dromen, en voor mogelijk hielden toen we nog naïeve, onschuldige kinderen waren.
Aan dat menselijk tekort moet ik weer denken bij een pas verschenen fotoboek. (°) Tien jaar lang brengen de fotograaf en zijn buren een deel van hun tijd samen door op een braakliggend terrein in Philadelphia⇲, doel is wederzijdse verbetering door samenzijn, een kleinschalig initiatief van eenvoudige mensen. ’t Ziet er dan ook zeer working class uit, alhoewel de inspiratie uit hogere kringen komt, die vond Baumgarten immers in de Junto⇲ van Benjamin Franklin⇲. Het boek documenteert de mensen op die bijeenkomsten die een groot het-leven-zoals-het-is-karakter hebben. Zo eenvoudig kan ’t samenleven zijn, zeggen de foto’s, en dat ondanks het menselijk tekort dat in een schier eindeloze lijst hilarisch-pijnlijke berichten op de schermen van de participanten verschijnt. Want ja, er gebeurt wel een en ander aan kleine miserie in zo’n grote stad. Jan Desloover⇲ schrijft de berichten over in een bespreking van het boek in DSWeekblad:
‘Halfnaakte man in rolstoel zwaait met mes. Tweeling schiet met geweer op treinspoor. Man gooit uitwerpselen naar auto’s. Voordeur gestolen. Vrouw verwondt man met zwaard. Vrouw probeert man omver te rijden die bakstenen naar haar gooide. Kassière aangevallen met fooienpot. Zes agenten geraakt door schutter. Dertig vechtende mensen. Naakte man brak in en nam douche. Vrouw gekidnapt door gemaskerde man met clownsschoenen. Mensen breken in met geweer, honden, knuppels. Man in robotkostuum klopt op voordeuren. Granaat gevonden op perron. Vrouw met paars haar trapt deur in. Twee mannen duelleren met metalen buizen. Jongeren mishandelen jongleur. Mannen in boot schieten op dieren langs rivier. Man gooit flessen naar mensen en blaft als een hond. Persoon breekt in en begint te koken. Groep steekt gazon in brand. Man hangt aan dakgoot nadat vrouw ladder heeft gestolen. Vrouw in koeienkostuum treitert winkelmedewerkers.’
Ja, wat de fotograaf daar doet met zijn groep voor wederzijdse verbetering is rommelen in de marge, maar ’t doet toch deugd dat het bestaat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten