zondag 17 november 2024

Jean Jaurès: 'éénig was zijn rhetorische degen-zwaai'

Links, standbeeld van Jean Jaurès in Castres, Frankrijk. Rechts, de verzamelde boeken van De socialisten: personen en stelsels, van H.P.G. Quarck.


TELKENS ik in Vabre het vakantiehuisje opzoek, bezoek ik ook Castres, nabijgelegen stadje. Eindigen doet dat stadsbezoek altijd op de Place Jean-Jaurès, waar ik me aan een dame blanche te buiten ga. Dat zal daar nog wel eens gebeuren, maar toch niet veel meer: we worden oud, dat huisje en ik, het onderhoud wordt lastig, de last weegt door, het afscheid nadert, iets wat ik in Een berg sentiment al verteld heb
Maar goed: Castres. ’t Is geen toeval dat de socialist Jean Jaurès (1859-1914) daar een plein heeft, die mens is daar geboren. Daar staat ook zijn standbeeld en in die stad heeft hij ook zijn museum. Ik heb het nooit bezocht, ik neem me voor om dat in extremis nog te doen. Dat Jaurès indrukwekkend is, vinden ook vandaag nog veel mensen, zo ook Jacques Brel die hem mooi bezingt in zijn lied Jaurès, met een aanklacht als stokrijm: Pourquoi ont-als tué Jaurès? De pacifist werd inderdaad aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog vermoord door iemand die vond dat de komende oorlog een goede zaak zou zijn.
Omdat zo’n blogpost kort moet blijven en omdat hypertekst me toelaat dat ook te doen, wijs ik naar Wikipedia voor meer info over Jean Jaurès en voor wie nóg meer wil weten naar het interessante Waarom hebben ze Jean Jaurès vermoord. Waardoor ik hier plaats overhoud om iets te zeggen over het indrukwekkende De socialisten: Personen en stelsels van Hendrick Peter Godfried Quack (1834-1917). Die zeven (!) boeken staan al enkele decennia in mijn kast, ooit tweedehands verworven in De Slegte, en al even lang neem ik me voor daar iets mee te doen. ’t Komt er maar niet van. 
Quack heeft het daarin ook over Jaurès. Voor de feiten ben je elders wel beter af, in de eerste plaats omdat dit boekwerk al van 1897 dateert en dat er ook wat Jaurès betreft dan nog veel moet gebeuren, in de tweede plaats omdat je zo’n boeken, met dat oud-Nederlands en al, meer omwille van de ‘poëzie' moet lezen, vind ik:
De welsprekendheid van Jean Jaurès is van vrij hooge orde. Vroeger professor der filosofie had hij de logische methode der wetenschap zich goed eigen gemaakt. (…) Hij bleek een altijd slagvaardig “debater” te zijn. Zóó zijn er echter meer onder de Franse volks-vertegenwoordigers. Maar bepaald éénig was de rhetorische degen-zwaai van zijn meestal aanvallende verwering, het pathos zijner sonore voordracht, de soms verpletterende wending van zijn hooghartige verontwaardiging, het opstuiven van zijn weldoordachte en schoon geformuleerde bedreigingen. Hij passioneerde dadelijk het debat als hij eraan deelnam: zijn lange, klinkende, eenigszins emfatisch daverende volzin, zijn flikkerende metafoor, zijn sterke stem, beheersten het gewoel en de dwarreling van het parlement. Hij had in dit opzicht een vóórsprong boven al de leden zijner partij (…) Hij bewaarde steeds in het debat een hoogen toon, zoo afgetekend tegen het baloorige en ruige geluid van velen zijner bent, die zich in de Kamer slechts kenmerken door het opzetten van een keel. (…) Hij hief in de Kamer het hoofd hoog op, en werd dan ook als leider der socialisten door alle partijen geëerbiedigd en gewaardeerd. (°)

(°) Hendrick Peter Godfried Quack, op p. 388 en 389 in deel VI van De socialisten: Personen en stelsels.

Als toetje, een prozagedicht (Uit Poèmes en Prose van Jean Jaurès. 57 pp. 2020.) De vertaling is van Google. Alle suggesties om die vertaling te verbeteren zijn welkom. 
Als een droom – Heel vaak genieten we, in contemplatie en mijmering, van het universum zonder het naar zijn verklaringen te vragen; we streven met absolute onnadenkendheid naar het bedwelmende leven van de aarde, en de sterrenhemel en grandioze nacht zal voor onze rijzende ziel binnenkort niet langer een nacht in de keten van nachten zijn. Er staat geen datum op; het wekt geen herinnering; het is aan geen enkele gedachte gehecht; je zou zeggen dat het, zelfs boven de rede, de manifestatie van het eeuwige is. We vragen ons niet langer af of het een realiteit of een droom is, omdat het een realiteit is die zo vreemd is aan onze individuele actie en aan ons gemene bestaan ​​dat het voor ons op een droom lijkt; en het is een droom die zo vol heerlijke emoties is dat hij het equivalent is van de werkelijkheid. (Comme un rêve Bien souvent, dans la contemplation et la rêverie, nous jouissons de l’univers sans lui demander ses comptes ; nous aspirons la vie enivrante de la terre avec une irréflexion absolue, et la nuit étoilée et grandiose n’est plus bientôt, pour notre âme qui s’élève, une nuit dans la chaîne des nuits. Elle ne porte aucune date ; elle n’éveille aucun souvenir ; elle ne se rattache à aucune pensée ; on dirait qu’elle est, au-dessus même de la raison, la manifestation de l’éternel. Nous ne nous demandons plus si elle est une réalité ou un rêve, car c’est une réalité si étrangère à notre action individuelle et à notre existence mesquine qu’elle est, pour nous, comme un rêve ; et c’est un songe si plein d’émotion délicieuse qu’il est l’équivalent de la réalité.) 

Geen opmerkingen: