— (1) Grote tempel van de Eglise Réformée Evangélique, (2) katholieke kerk, (3) kleine tempel van de Eglise Evangélique Libre. (Eigen foto’s) — |
In het Franse
bergdorp waar ik mijn vakanties doorbreng staan twee protestantse kerken en één
katholieke. Is dat niet merkwaardig veel voor een uithoek waar nog geen duizend
mensen wonen?
Het heeft uiteraard
met de geschiedenis te maken. In 1851 woont daar meer volk. Het dorp telt dan 2726 inwoners. Driekwart zegt van zichzelf dat het calvinist is, terwijl een kwart verklaart katholiek te zijn. In het land is dat een merkwaardige verhouding.
Het dorp heeft tijdens de godsdienstoorlogen, vanaf 1562, veel vluchtende protestanten
opgevangen. Op de website van de gemeente luidt het als volgt: ‘Lange tijd afgescheiden van de
verbindingswegen, alleen te bereiken via muilezelpaden, wordt Vabre een gastvrije
plek waar mensen welkom zijn, een schuilplaats, een oord van verzet en
non-conformisme.’ Die protestanten leveren Vabre een kleine kern op van
textielfabrikanten, burgerij met contacten die tot in Parijs reiken.
In de negentiende eeuw is omzeggens heel de burgerij van dat dorp protestant. In
die tijd woont daar maar één katholieke bourgeois: de vrederechter. Ook in de
gemeenteraad zetelt er maar één die zich tot het katholicisme bekent. De grote
tempel van de Eglise Réformée Evangélique
wordt in die tijd op zondagen gemakkelijk gevuld met 800 overtuigde calvinisten. De kleine
tempel van de in 1862 afgescheurde Eglise
Evangélique Libre kent in 1884 een boost en telt dan 130 plaatselijke
gelovigen. Die grote
protestantse aanwezigheid krijgt een politieke vertaling. De protestanten
hebben onder de Franse koningen danig afgezien. Echt gelijkwaardige burgers
worden ze pas door de Franse revolutie. Vandaar dat hun nazaten overwegend
republikeins, progressief en links stemmen, waar hun katholieke streekgenoten
eerder voor royalistische, conservatieve en rechtse partijen kiezen. Tot diep
in de twintigste eeuw valt dat verschil in de verkiezingsuitslagen af te lezen: de
streek stemt rechts, het dorp links.
Al die
opmerkelijke religieuze en politieke eigenaardigheden zijn nu wel aan het verdwijnen. Ze
verdwijnen samen met de mensen, want het dorp verkeert in een proces
van voortschrijdende ontvolking. Die loopt parallel met de toenemende
concurrentie in de textielindustrie.
In 1950 telt
het dorp vier grote textielfabrieken. Een na een moeten ze de deuren sluiten. Er
is er een die langer standhoudt, maar in 1975 houdt ook dat bedrijf op te
bestaan. In 1946 wonen in het bergdorpje nog 1584 mensen, in 1975 stopt de
teller al op 1119 en in 2015 zijn het er nog 797.
Wie jong en
dynamisch is verlaat het dorp. Dat laat zich ook in de religieuze beleving zien.
Terwijl ik die zondag bij de bakker mijn baguette haal, gluur ik eens binnen in de grote protestantse tempel. Er is een predikant
aan ‘t werk. Meer dan veertig, vijftig mensen tel ik niet in dat gebouw
dat er zo te zien wel duizend aankan.
Flor
Vandekerckhove
° André
Armengaud. Vabre village d’Occitanie.
1979. Ed. Vent Terral.
° Jeaques
Pons et Guy Cals. Vabre 1900-2000. Mémoire
d’un siècle. 2003. Ed. Société des Amis du Pays Vabrais.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten