— Van uit het huisje kijk je uit over het dorp (eigen foto). — |
Vlak buiten
het dorp staat een huisje tegen de bergwand. Zelfs de oudsten van dat
dorp herinneren zich niet dat het ooit bewoond was, zo lang heeft het
leeggestaan. Een nieuwe eigenaar heeft het voor weinig geld
gekocht en er een vakantiewoning van gemaakt. In dat huisje verblijf ik terwijl
ik dit verhaal schrijf.
Er hebben
muizen in het leegstaande huis gewoond, marmotten ook, en in de kieren en
holten van de muren heeft een slangenfamilie zich vele tientallen jaren ongestoord
kunnen reproduceren. Aan dat alles komt een einde als het huis tot vakantiewoning
opgewaardeerd wordt.
De eerste toerist
die er over de vloer komt, vertelt de eigenaar, is Paul Le Gantois, een Belg,
een landgenoot van me. Tijdens de eerste nacht treft die in dat huisje helaas een
slang aan die zich niet bij de nieuwe situatie neergelegd heeft. Le Gantois
grijpt in paniek naar wat hij grijpen kan. Met een haagschaar knipt hij de
slang in stukken. Elk van die stukken gaat er blindelings vandoor, een stuk
kruipt onder een plint, een ander kronkelt zich een weg achter het toilet, een
derde gaat kriskras alle kanten uit en nog een ander laat een slijmsliert achter
in de gang… Le Gantois grijpt een hark en spitst de stukken op de scherpe tanden. Op straat schudt hij de stukken slang van de hark.
’s
Anderendaags beklaagt Paul zich bij de eigenaar, maar wanneer die komt kijken is er niets
meer te zien. De eigenaar legt Le Gantois uit dat de plaatselijke slangen
ongevaarlijk zijn, dat het een beschermde diersoort is en dat je zo’n beest niet
doodt, maar gewoon het huis uit borstelt. Mijn landgenoot
is niet overtuigd en wil meteen naar huis. Om het goed
te maken, schrijft de eigenaar een waardebon uit, goed voor een gratis verblijf.
Mijn landgenoot mag het daaropvolgende jaar gratis in het vakantiehuisje komen
logeren. Tegen die tijd zullen de slangen zich bij de situatie neergelegd
hebben.
Krek een
jaar later komt Paul Le Gantois er zijn vakantie weer doorbrengen. En wat niet
zou mogen gebeuren geschiedt toch. Weer komt Le Gantois oog in oog met een slang te staan. Hij meent in dat beest zelfs de slang te herkennen
die hij een jaar eerder in stukken gesneden heeft. Paul ontvliedt
meteen het huis, neemt zijn intrek in de plaatselijke B&B en vertelt daar
zijn wedervaren. De gastheer vertelt het verhaal rond van de
stukgesneden slang die naar zijn belager terugkeert. Zo krijgt het huisje zijn verhaal, net als de andere huizen hun verhaal hebben.
De zon verdwijnt achter de
berg. De fles is leeg, de eigenaar maakt aanstalten om op te stappen. Half lachend, half ernstig vraag ik hem of ik ergens schrik
van moet hebben. ‘Pas du tout’, zegt
hij, ‘De slang zit nu in het hoofd van je
landgenoot. Hij komt alleen nog tevoorschijn als Paul Le Gantois in het
huis is.’
Flor
Vandekerckhove
Geen opmerkingen:
Een reactie posten