— In Bredene werd Fiorine gevreesd voor zijn rode linkerhand. —
|
In die tijd waren de woonkernen alhier van elkaar gescheiden door grote
lappen grond; polders, weiden, akkers, heide. In de drie wijken — Duinen, Dorp en Sas
— liep het volk in de pas van kerk & staat, maar op ‘t land golden de wetten
van het ongewisse. Het weinige volk dat er woonde werd door de wijkbewoners gemeden.
Ronduit bangelijk was de weg die van ’t Dorp naar de Blauwerssluis liep. Altijd was die in dichte nevelen
gehuld, bebouwing was er nauwelijks, en steeds klonken er geluiden die
niet te duiden waren.
Halverwege die lange weg, ver voorbij de sporen van de oude tramlijn, en ver van de zaagmolens van ’t molendorp, doemden de terreinen van de Fiorines op. Tussen mistflarden zag je dat er vuurtjes gestookt werden, want die familie had veel geheimen te verbranden. Hun paarden graasden er tussen slunsen en benen.
Halverwege die lange weg, ver voorbij de sporen van de oude tramlijn, en ver van de zaagmolens van ’t molendorp, doemden de terreinen van de Fiorines op. Tussen mistflarden zag je dat er vuurtjes gestookt werden, want die familie had veel geheimen te verbranden. Hun paarden graasden er tussen slunsen en benen.
De stamvader van de Fiorines stond altijd aan het hek; een brute, maar knappe
man, gekleed in een stoffige zwarte mantel, altijd met de handen in de zakken. Alles
aan die man maakte duidelijk dat hij over dat gebied heerste en niet zomaar te
passeren was.
De verhalen die over hem de ronde deden waren angstaanjagend, maar ze getuigden ook van
ontzag. Dat laatste had een reden. Wie in nood verkeerde kon hij bijstaan, wie
geld tekortkwam kon hij helpen, zo kon hij ook een auto bezorgen aan wie die niet
kon kopen. In ruil vroeg hij niets, dat wil zeggen bijna niets, hij vroeg
alleen een linkse handdruk. Daar aan dat hek, niet ver van de Blauwerssluis,
werd elke overeenkomst beklonken door een handdruk van Fiorines rode linkerhand.
Maar eens je Fiorines rode linkerhand
gedrukt had, werd alles anders. Wie Fiorines
rode linkerhand geschud had kreeg met nachtmerries te maken en met waanbeelden.
Sommigen dachten hem daarna op de televisie te zien, anderen ontwaarden hem ’s
nachts in de beslotenheid van hun woning. Na die handdruk waren er die hem een duivel noemden, of ze zeiden dat hij een
geest was, sommigen zeiden god, enkelen spraken van een goeroe. Er waren er die ’s mans naam niet
meer durfden uit te spreken, maar tijdens hun nachtmerries hoorde je hen ijlen:
hoed u voor Fiorines rode linkerhand!
Bij nacht & ontij weerklonk die kreet over de Bredense beemden: hoed u voor Fiorines rode linkerhand! Of
als ’t springtij was en het water vervaarlijk tegen de duinen aanbeukte: hoed u voor Fiorines rode linkerhand! Of
wanneer de honden bij volle maand aan de ketting rukten: hoed u voor Fiorines rode linkerhand! Fiorine had de ziel van de
gemeente aangetast en van veel dorpelingen willoze creaturen gemaakt.
Mede door een song van de grote Nick Cave bleef de reputatie van
Fiorine bijlange niet tot onze wijken beperkt. Cave mag het daarin wel over een
rechterhand hebben — dichterlijke
vrijheid — maar wie hier kijkt zal het mij nazeggen: geen twijfel mogelijk, ’t is Fiorine!
Flor Vandekerckhove
P.S. Voor dit verhaal liet ik me inspireren door een song uit de
rockcultuur. Het gebeurt wel meer dat een lied me naar een nieuw verhaal leidt.
Meermaals heeft Nick Cave me voer geleverd, maar ook Bob Dylan, Ottis Reading, Jacques Brel, The Eagles, America, Paul
Simon, Billy Bragg, Tom Waits, Peter Doherty, Frank Zappa en vele anderen.
Een overzicht dat je naar die verhalen leidt staat daar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten