Hubert — Margriete laat haar kinderen achter en trekt naar Brussel. Niemand kan me zeggen waarom. Haar moeder krijgt de zorg over Margrietes nageslacht. De dochter, Christine, komt uiteindelijk in een instelling terecht en eindigt haar
leven ergens in Eeklo, in een project van begeleid wonen. Margrietes zoon,
Hubert, gaat, zoals veel Vandekerckhoves, in Frankrijk in de bieten
werken. Daar leert hij een Frans meisje kennen. Hij brengt haar mee naar
Oudenburg, waar ze een café opent. Hubert, die sigaretten smokkelt, trekt
uiteindelijk weer de grens over, nu op de vlucht voor het gerecht. Hij
verdwijnt en laat de Française hier achter.
Dorsen — In onze straat bevond zich het woonerf van boer Jerome
Lagast. Jaarlijks werd daar graan gedorst (koren, gierst of rogge, daar
wil ik vanaf zijn). Voor ons, kinderen, was dat een grote gebeurtenis, want op
het erf van Lagast stond dan een grote landbouwmachine die met veel lawaai zijn
ding deed. Overal stro. ’t Was een uniek moment van tewerkstelling, want er kwam
ook handwerk aan te pas. Nonkel Camiel was daar dan dagloner. Over hem wist
mijn moeder te vertellen dat hij altijd de laatste was om aan ’t werk te gaan
en de eerste om ermee te stoppen.
Clementine — Uit de Franse bietenstreek brengt Hubert Vandekerckhove zijn
Clementine mee naar België, waardoor die Clementine verre aangetrouwde familie
van me wordt. Hubert en Clementine heb ik nooit gekend, maar van Georgette weet
ik dat ze vlakbij de steenbakker van Oudenburg een café uitbaatten. Dat is niet
blijven duren. Hubert, die sigaretten pleegt te smokkelen, moet de vlucht naar
Frankrijk nemen. Waarna de familie nooit nog iets van hem verneemt. Na enige
tijd vertrekt ook Clementine, terug naar haar vaderland. Ze leert een man kennen die bij haar intrekt. Op een dag vindt ze hem op de zolder aan een
koord.
Drenkeling
— Georgette is een oude achter-achter-achternicht van mij. Ze verblijft hier
ferm tegen haar goesting in ’t woonzorgcentrum. Ik probeer in extremis nog
enkele familieverhalen uit haar te halen, zoals deze. Een van haar nonkels —
ze herinnert zich zijn naam niet goed, ze denkt Camiel — is verdronken. Dat gebeurt
tussen Gistel en Snaaskerke, waar hij van een brug gesmeten wordt. De jonge
Camiel had zijn oog op een meisje laten vallen, wat door andere jongemannen
niet gewaardeerd werd. Ze wilden hem een lesje leren en wachtten hem op aan die
brug. Wat dat meisje daarvan vond is niet meer te achterhalen.
Zestien
— Om te vieren dat ik juist zestien geworden was ging ik een glas drinken bij
Trio’s. Aan de toog stond mijn nonkel te ouwehoeren. Ik ging naast hem staan.
Hij was verwonderd me daar te zien. Ik zei naar waarheid: ‘Ik ben hier nog nooit geweest’. Daar moest hij schamper om lachen.
‘Hoe oud ben je nu?’ vroeg hij. Ik
zei: ‘Zestien.’ Ik zag de spot in
zijn ogen toen hij me vroeg: ‘Wat heb je
nu eigenlijk al gedaan in je leven?’ Ik boog het hoofd, want ik wist dat
hij gelijk had. Alreeds zestien en nog niets gedaan.
[Een drabble is altijd honderd woorden lang, niet 99, niet 101,
exact honderd, titel niet inbegrepen. Een drabble is bijgevolg een extreem kort handpalmverhaal dat aan
die strenge honderd woorden regel voldoet. (Flor Vandekerckhove)]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten