dinsdag 30 oktober 2018

Familiegeheimen

Hubert — Margriete laat haar kinderen achter en trekt naar Brussel. Niemand kan me zeggen waarom. Haar moeder krijgt de zorg over Margrietes nageslacht. De dochter, Christine, komt uiteindelijk in een instelling terecht en eindigt haar leven ergens in Eeklo, in een project van begeleid wonen. Margrietes zoon, Hubert, gaat, zoals veel Vandekerckhoves, in Frankrijk in de bieten werken. Daar leert hij een Frans meisje kennen. Hij brengt haar mee naar Oudenburg, waar ze een café opent. Hubert, die sigaretten smokkelt, trekt uiteindelijk weer de grens over, nu op de vlucht voor het gerecht. Hij verdwijnt en laat de Française hier achter.

DorsenIn onze straat bevond zich het woonerf van boer Jerome Lagast. Jaarlijks werd daar graan gedorst (koren, gierst of rogge, daar wil ik vanaf zijn). Voor ons, kinderen, was dat een grote gebeurtenis, want op het erf van Lagast stond dan een grote landbouwmachine die met veel lawaai zijn ding deed. Overal stro. ’t Was een uniek moment van tewerkstelling, want er kwam ook handwerk aan te pas. Nonkel Camiel was daar dan dagloner. Over hem wist mijn moeder te vertellen dat hij altijd de laatste was om aan ’t werk te gaan en de eerste om ermee te stoppen.

Clementine — Uit de Franse bietenstreek brengt Hubert Vandekerckhove zijn Clementine mee naar België, waardoor die Clementine verre aangetrouwde familie van me wordt. Hubert en Clementine heb ik nooit gekend, maar van Georgette weet ik dat ze vlakbij de steenbakker van Oudenburg een café uitbaatten. Dat is niet blijven duren. Hubert, die sigaretten pleegt te smokkelen, moet de vlucht naar Frankrijk nemen. Waarna de familie nooit nog iets van hem verneemt. Na enige tijd vertrekt ook Clementine, terug naar haar vaderland. Ze leert een man kennen die bij haar intrekt. Op een dag vindt ze hem op de zolder aan een koord.

Drenkeling — Georgette is een oude achter-achter-achternicht van mij. Ze verblijft hier ferm tegen haar goesting in ’t woonzorgcentrum. Ik probeer in extremis nog enkele familieverhalen uit haar te halen, zoals deze. Een van haar nonkels — ze herinnert zich zijn naam niet goed, ze denkt Camiel — is verdronken. Dat gebeurt tussen Gistel en Snaaskerke, waar hij van een brug gesmeten wordt. De jonge Camiel had zijn oog op een meisje laten vallen, wat door andere jongemannen niet gewaardeerd werd. Ze wilden hem een lesje leren en wachtten hem op aan die brug. Wat dat meisje daarvan vond is niet meer te achterhalen.

Zestien — Om te vieren dat ik juist zestien geworden was ging ik een glas drinken bij Trio’s. Aan de toog stond mijn nonkel te ouwehoeren. Ik ging naast hem staan. Hij was verwonderd me daar te zien. Ik zei naar waarheid: ‘Ik ben hier nog nooit geweest’. Daar moest hij schamper om lachen. ‘Hoe oud ben je nu?’ vroeg hij. Ik zei: ‘Zestien.’ Ik zag de spot in zijn ogen toen hij me vroeg: ‘Wat heb je nu eigenlijk al gedaan in je leven?’ Ik boog het hoofd, want ik wist dat hij gelijk had. Alreeds zestien en nog niets gedaan.

[Een drabble is altijd honderd woorden lang, niet 99, niet 101, exact honderd, titel niet inbegrepen. Een drabble is bijgevolg een extreem kort handpalmverhaal dat aan die strenge honderd woorden regel voldoet. (Flor Vandekerckhove)]


Geen opmerkingen: