maandag 27 mei 2019

Blijf nog wat bij ons (°)


We rijden een indrukwekkend groot autokerkhof op, een doolhof van wel vijfhonderd wrakken. Terwijl papa op zoek gaat naar dat ene stuk dat bruikbaar is, mag ik mijn kinderlijke fantasie botvieren. Vooral de grote Amerikanen trekken me aan. Dodge, Buick, Cadillac… Ik open portieren, kruip door openstaande raampjes, zoek in handschoenkastjes en in kofferbakken. Van die ene Oldsmobile gaat het naar de andere Chrysler. Een Corvette brengt me naar een Ford Fairlane en vandaar gaat het naar een Pontiac die nog een sleutel in ’t contact heeft zitten. Ik draai die om, de motor geeft geen kik. Ik probeer het nog eens en nog. En net als ik naar een GMC wil verkassen, werpt iemand me vanaf de achterbank een stuk van vijftig frank toe. Op ’t zelfde moment hoor ik een stem die zegt: ‘Je moet eerst een beetje choke geven.’ Dat is al akelig genoeg, maar pas als ik het hoofd draai krijgt de schrik me goed te pakken. Op de achterbank zit een fel bebloede man met gebarsten schedel. Hij draagt een verscheurd soldatenuniform, zijn handen zijn half weggevreten. Ik hoor de zombie — want ja, hoe moet je zo’n wezen anders noemen? — klaaglijk roepen: ‘Blijf nog wat bij ons, want het is zo triestig te sterven in de lente.’
Ik roep om mijn vader — papa! papa! papa! — maar die is kweetniewaar met een stuk ijzer in de weer. In paniek vlucht ik uit de Pontiac weg en raak almaar dieper verdwaald in de wirwar van auto’s.
Het is al aan ’t duisteren wanneer mijn vader me weet te vinden. Ik lig te slapen op de achterbank van een Checker. Papa schudt me wakker. Hij is erg kwaad, zegt hij, want hij heeft door mij veel tijd verloren. Ik vertel hem wenend wat er gebeurd is. Hij snuift en zegt: ‘Gauw, we zijn weg.’ Samen lopen we naar de uitgang, hij met reuzenpassen en ik met korte beentjes. Papa houdt mijn hand stevig omklemd. Zelf omklem ik een stuk van vijftig.
Flor Vandekerckhove


(°) Dit verhaal werd in gang gestoken door de zin een Lieve Melis me meedeelde. Die luidde: ‘Blijf nog wat bij ons, want het is zo triestig te sterven in de lente.’  Zij deed dat in het kader van een experiment dat ik enige tijd geleden aanvatte. Daarbij vroeg ik lezers of ze me een zin wilden geven. In ruil beloofde ik hun een verhaal. Meer erover staat hier.

Geen opmerkingen: