woensdag 5 juni 2019

De vrouw in het rag (°)

— De tramhalte Konijnenpad werd helemaal ingekapseld. —

In ‘t passeren had ik het al opgemerkt: het tramhokje was helemaal door spinrag ingekapseld. Erg verwonderen deed me dat niet, want nooit had ik het meegemaakt dat de kusttram daar halt moest houden. De overbodigheid van tramhalte Konijnenpad werd door de natuur met een spinnenweb bevestigd.
Niet al te verwonderlijk dus, maar wel een foto waard. Daarom stapte ik aan de volgende halte af. Via de duinbossen keerde ik terug en
toen ik er weer uit tevoorschijn kwam, zag ik meteen dat er een vrouw in dat tramhokje zat. Daar viel mijn theorie in ’t water als zou niemand er nog gebruik van maken.
Ik stak de sporen over, naderde de halte en taxeerde de vrouw: langbenig, middenklassenzwart, Jimmy Choos. Een boek. Hoe meer ik naderde hoe meer details ik opnam: geruïneerde nagels, boek blijkt dichtbundel, schrijver blijkt Margaret Atwood. En daarna, opeens, zag ik dat ook de vrouw door dat rag werd ingepalmd. Ik keek gebiologeerd toe en wist niet wat te zeggen.
Zij keek van haar boek op, zag mijn fototoestel, wees ernaar en zei: ‘Als de dagen van weleer, herleef ik 't leven keer op keer.’ Mooi gezegd, want dat is inderdaad wat foto’s bij machte zijn te doen: ze laten je toe het verleden keer op keer weer te beleven.
Ik overwon mijn schroom, zei dat ik een foto van het hokje kwam nemen en maakte een vaag gebaar dat op de aanwezigheid van al dat rag wees. De vrouw nam mijn gebaar over en zei: ‘Eerst waren al de weerwolven mannelijk, maar nu is ’t anders, nu zit de dreiging overal.’ En terwijl ze haar gebaar voltooide, zag ik dat het rag zich ook al tussen haar vingers gespannen had.
Wat ik ook zag was de tram die naderde. Ik was er niet kwaad om. Vlug maakte ik de foto die ik wilde maken en ging daarna goed zichtbaar op het perron staan, terwijl ik onmiskenbaar teken deed dat er aan ‘t Konijnenpad iemand stond die de tram wou nemen.
De tram minderde geen snelheid. Stoppen deed hij evenmin. In een razende vaart reed hij me voorbij. Ik kon mijn ogen niet geloven en zocht ermee naar de vrouw, als om bevestiging te vragen van wat hier juist gebeurd was. Van de vrouw in het tramhokje was echter niets meer te zien.
Ik maakte dat ik wegkwam. Te voet.
Zodra ik thuiskwam haalde ik de foto op en plaatste die op ’t scherm. Geslaagd beeld, veel spinrag. Wel vreemd dat de vrouw ook op die foto niet meer te zien is.
Flor Vandekerckhove

(°) Dit verhaal werd in gang gestoken door een zin die Huub Derdeyn me opstuurde: Als de dagen van weleer, herleef ik 't leven keer op keer.’  Hij deed dat in het kader van een experiment dat ik enige tijd geleden aanvatte. Daarbij vroeg ik lezers of ze me een zin wilden opsturen. In ruil beloofde ik hun aan verhaal. Meer erover staat hier. Het experiment is bijlange niet afgelopen. Nog tal van zinnen zitten in de pijplijn om verwerkt te worden. ’t Is overigens niet te laat om deel te nemen en me uw zin op te sturen. Wel dan!

Coda — Op het internet vind ik een verklaring voor het rag. Het blijkt om larven van stippelmotten te gaan. Die doen zo’n dingen. Waarom de tram me daar voorbijgereden is kom ik ook nog wel te weten, want bij De lijn dien ik een klacht in. Die vrouw is van een ander allooi. Misschien, denk ik, staat het antwoord in de dichtbundel van Margaret Atwood die ze aan ’t lezen was.

Geen opmerkingen: