— De tramhalte Konijnenpad werd helemaal ingekapseld. — |
In ‘t passeren had ik het al opgemerkt: het tramhokje was helemaal door
spinrag ingekapseld. Erg verwonderen deed me dat niet, want nooit had ik het
meegemaakt dat de kusttram daar halt moest houden. De overbodigheid van tramhalte Konijnenpad werd door de
natuur met een spinnenweb bevestigd.
Niet al te verwonderlijk dus, maar wel een foto waard. Daarom stapte ik
aan de volgende halte af. Via de duinbossen keerde ik terug en
toen ik er weer uit tevoorschijn kwam, zag ik meteen dat er een vrouw
in dat tramhokje zat. Daar viel mijn theorie in ’t water als zou niemand er nog
gebruik van maken.
Ik stak de sporen over, naderde de halte en taxeerde de vrouw:
langbenig, middenklassenzwart, Jimmy Choos. Een boek. Hoe meer ik naderde hoe
meer details ik opnam: geruïneerde nagels, boek blijkt dichtbundel, schrijver blijkt Margaret Atwood. En daarna,
opeens, zag ik dat ook de vrouw door dat rag
werd ingepalmd. Ik keek gebiologeerd toe en wist niet wat te zeggen.
Zij keek van haar boek op, zag mijn fototoestel, wees ernaar en zei: ‘Als de dagen van weleer,
herleef ik 't leven keer op keer.’ Mooi gezegd, want dat is
inderdaad wat foto’s bij machte zijn te doen: ze laten je toe het verleden keer
op keer weer te beleven.
Ik
overwon mijn schroom, zei dat ik een foto van het hokje kwam nemen en maakte
een vaag gebaar dat op de aanwezigheid van al dat rag wees. De vrouw nam mijn
gebaar over en zei: ‘Eerst waren al de
weerwolven mannelijk, maar nu is ’t anders, nu zit de dreiging overal.’ En
terwijl ze haar gebaar voltooide, zag ik dat het rag zich ook al tussen haar
vingers gespannen had.
Wat ik ook zag was de tram die naderde. Ik was er niet kwaad om. Vlug maakte ik de
foto die ik wilde maken en ging daarna goed zichtbaar op het perron staan,
terwijl ik onmiskenbaar teken deed dat er aan ‘t Konijnenpad iemand stond die de tram wou nemen.
De
tram minderde geen snelheid. Stoppen deed hij evenmin. In een razende vaart
reed hij me voorbij. Ik kon mijn ogen niet geloven en zocht ermee naar de
vrouw, als om bevestiging te vragen van wat hier juist gebeurd was. Van de
vrouw in het tramhokje was echter niets meer te zien.
Ik
maakte dat ik wegkwam. Te voet.
Zodra
ik thuiskwam haalde ik de foto op en plaatste die op ’t scherm. Geslaagd beeld,
veel spinrag. Wel vreemd dat de vrouw ook op die foto niet meer te zien is.
Flor
Vandekerckhove
(°) Dit verhaal werd in gang gestoken door een zin die Huub
Derdeyn me opstuurde: ‘Als de dagen van weleer, herleef ik 't leven keer op
keer.’ Hij deed dat in het kader van een experiment dat ik enige
tijd geleden aanvatte. Daarbij vroeg ik lezers of ze me een zin wilden opsturen.
In ruil beloofde ik hun aan verhaal. Meer erover staat hier.
Het experiment is bijlange niet afgelopen. Nog tal van zinnen zitten in de
pijplijn om verwerkt te worden. ’t Is overigens niet te laat om deel te
nemen en me uw zin op te sturen. Wel dan!
Coda
— Op het internet vind ik een verklaring voor het rag. Het blijkt om larven van
stippelmotten
te gaan. Die doen zo’n dingen. Waarom de tram me daar voorbijgereden is kom ik
ook nog wel te weten, want bij De lijn dien ik een klacht in. Die vrouw is van
een ander allooi. Misschien, denk ik, staat het antwoord in de dichtbundel van
Margaret Atwood die ze aan ’t lezen was.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten