Tijdens de zomermaanden
loopt Cinema Canvas⇲. Je zegt niet O, die film hebben we al gezien, we kijken vlug naar iets anders. Neen,
je kijkt. En achteraf zeg je dat die lukraak
bekeken film zeker nog eens het bekijken waard was. Geldt het ook voor een lukraak
uit de kast gehaald boek? Ik doe de test.
Zoals de dichter laat ik de vinger van de inquisitie over de plank⇲ lopen.
Ha! Daar blijft mijn inquisitievinger haperen aan Voer
voor psychologen. (°) Ik heb er twee sterke herinneringen aan. De vroegste betreft de titel. Die lees ik voor het eerst op een wc-deur,
een graffiticommentaar. De wc-deur is er
een van de unief, het jaar is 1969. Sterke herinnering, misschien wel
veroorzaakt door de sterke geur. De latere herinnering betreft het boek zelve. Uit
dat boek blijft me een passage bij, een stukje dat me, veel jaren later, tot
een beslissing dwingt. Met die zinnen in het achterhoofd heb ik in 1988 tegen
mezelf gezegd: ‘Als je het nu niet doet
doe je het nooit meer.’
Over die beslissing schrijf ik in 2015 een verhaal⇲, een allegorie, waaruit ik nu eens uitgebreid zal citeren zie:
‘Je
haakt af en verdwijnt in het diepste gat van Vlaanderen, een negorij wellicht,
een plek waar de kerk op zondag vol zit, waarna iedereen het met iedereen doet,
een gemeenschap waar de mensen een haast onverstaanbaar West-Vlaams dialect
spreken, een volk dat stamt van foorkramers en circusgasten, rondtrekkende
dievenbendes en muzikanten gespecialiseerd in zigeunermuziek. Een bastion van
vergeten beroepen, een reservoir van oude verhalen over getalenteerde
waarzegsters, rijk geworden scharenslijpers die ook kruidenkenners waren en
befaamde paardenmenners die nu van ’t oud ijzer leven. Daar in dat gehucht,
waar de vrouwen een gevaarlijk goedje stoken en sigaren van zelfgekweekte
tabaksblaren op hun dijen rollen, word je haar minnaar, haar slaaf, haar
lustobject, haar schandknaap en op ’t einde van ’t verhaal schrijf je in één
geut van driehonderd bladzijden dat verhaal neer, waarna het haar beurt is om
je naar de trein te brengen, die je van ergens
nergens wegvoert naar ergens
anders, waar je uit de trein stapt als de schrijver die je anders nooit
had kunt worden.’
Ik ben benieuwd of ik die stimulerende passage in Voer voor psychologen
weervind. Lang zoeken hoeft niet. Op pagina 77 heb ik al prijs: 'De schrijver trouwt een vrouw, krijgt kinderen, wordt journalist en
schrijft niet meer. De schrijver wordt ziek en kan niet meer schrijven. De
schrijver wordt op de tramrails door een meteoor getroffen en is dood. Dat
alles is een gebrek aan talent.'
(°) Harry Mulisch. Voer voor psychologen. Eerste druk in 1961.
Mijn editie stamt van 1978. De Bezige Bij A’dam. 231 pp.
Het gedicht my comrades
van Charles Bukowski
komt uit de bundel
Love Is A Dog From Hell.
Ik heb het gedicht vertaald.
Die vertaling kun je op podcast
beluisteren.
Klik hier
!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten