De reis begint
nooit binnenin, hij start al eerder, hij start op de kaft. Dat heeft de jongste van Delphine Lecompte me geleerd: als ’t
goed gedaan is, licht de kaft de sluier op — dáár gaat de tocht heen! Neem er de tijd voor, voor de kaft.
Op de
achterflap van Blauwboek (°) staat een iets te klein afgedrukte foto. Ik haal
er de loep bij. Op de voorgrond: de dichter kijkt uit over ’t water; schuin
daarachter: groot houten beeld; vlak ervoor staat nog iemand. Ik zoek steun in het
colofon. De foto is van Jo Clauwaert, het beeld is de Cosmogolem
van Koen Vanmechelen en de mens die ervoor staat heet Lamine
Diouf. Voilà: alreeds ontvouwt zich de opdracht die de dichter zichzelf stelt: Peter Holvoet-Hanssen zal uit de golem een schepping tot leven blazen. En… de dichter
is een groep.
Van het
colofon blader ik verder terug en stoot op het Parley. Geen idee wat dat is,
een parley, maar wat ik te zien krijg
bevestigt mijn vermoeden: de dichter is een groep. Daar vernoemt Holvoet-Hanssen
de namen van degenen die hem tijdens zijn tocht terzijde staan. Veel ervan zijn
mij bekend, sommigen vernoem ik in het gedicht De Laatste dicht nu waarlijk
vlugger dan zijn Laatste Schaduw. Ik blader nog iets verder
terug en verneem alzo in een bijzonder mooi vers waar Peters queeste eindigt:
wat zullen we zingen in een wassalon zo schoon
dat de stormreus heel even stopt en verbleekt
nog één minuut en we zwieren aan het langste eind
dan zwijgen we in een taal die niemand spreekt
De tocht eindigt
zowaar in het wassalon. Niet dat het daar ophoudt, neen, in de volgende twee regels
luidt het alweer: ‘want hier bolt de driemaster tot
fantoom / en weer trekt de wind zijn mantel aan’. Maar
dat zal voor een andere keer zijn. Nu eindigt het — voorlopig voor altijd — in
dat wassalon.
Ik
blader nog verder terug en kom onder de indruk van de beeldcultuur in
het boek. De druk is blauw, letters en bladspiegel verraden ontmoetingen met
Paul van Ostaeyen. Ik keer almaar verder terug en stop bij het frontispice
alwaar ik me de bedenking maak dat elk boek dat van zijn uitgever zou moeten
meekrijgen, een frontispice.
Pas dan
begin ik te lezen, want welke omwegen Holvoet-Hanssen neemt om uiteindelijk in die
wasserette te arriveren, daar kun je alleen maar traag lezend achter komen. Laat
me alvast dit zeggen: het gebeurt via een reuzenomweg.
‘Als hij een bloem ziet die zijn aandacht
trekt, loopt hij een tijdje om. Als hij een geluid hoort dat zijn aandacht
trekt, loopt hij een eindje verder om. Hij vindt de reis van evenveel belang
als de plaats waar hij naar toe reist. De reis maakt deel uit van zijn doel
(…)’ (°°) Wat voor elke dichter geldt, geldt in
de overtreffende trap voor Peter Holvoet-Hanssen.
Flor
Vandekerckhove
(°) Peter Holvoet-Hanssen – Blauwboek. 2018. Polis, Kalmthout.
104 blz.
(°°) Uit K.L. Poll. Het principe van de omweg. 1980. Meulenhof, A’dam. 182 blz.
(°°) Uit K.L. Poll. Het principe van de omweg. 1980. Meulenhof, A’dam. 182 blz.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten