Een vrouw met
een opvallend rode mantel zijgt plotsklaps ineen. Miss Piggy stapt over haar
heen, maar ik niet. Ik begin meteen te beademen, mond op mond, exact zoals ik het Humphrey Bogart met Ingrid Bergman in Casablanca zien doen heb. Miss
Piggy sist kwaad: ‘We gaan onze trein
missen’, maar ik doe gewoon voort.
‘Gij godverdomse geilaard’, roept Miss
Piggy nu luid, ‘denkt ge dat ik jullie
niet doorheb?’ Intussen staan wel tien, twintig mensen om ons heen, die met
minachting naar Miss Piggy kijken en mij aanmoedigen om ermee door te gaan.
Uiteindelijk begint de vrouw in ’t rood weer te bewegen. Iedereen haalt
opgelucht adem en elkeen stapt verder, zo ook Miss Piggy en ik. We halen nog net
de trein. Heel de treinreis door blijft Miss Piggy mokken en heel de tijd denk
ik aan de vrouw met de rode mantel die me getongzoend heeft ten teken dat de
beademing mocht ophouden. Zo komen we, miss Piggy en ik, elk verzonken in onze
eigen gedachten, eindelijk ter bestemming aan. Op het perron vervoegen we de stroom
passagiers richting uitgang. In de massa merk ik meteen de vrouw met de rode
mantel weer op. Ze kijkt zoekend om zich heen. We naderen en wanneer ik vlak
achter haar loop zijgt ze plotsklaps ineen. Miss Piggy stapt over haar heen,
maar ik niet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten