— James Tate en Delphine Lecompte — |
Delphine
Lecompte en James Tate mogen heel andere poëten zijn, ze zijn beiden mijn
lievelingsdichters; Lecompte mijn Vlaamse en James Tate↗︎
mijn Amerikaan. Buiten mijn voorkeur hebben ze nog iets gemeen, ze hebben elk een eigen surrealisme. Dat van Delphine leg ik bloot, zo mag ik wel zeggen, in Delphine Lecomptes surrealistisch naturalisme↗︎, waarin de dichteres me gelijk geeft: ‘En die term surrealistisch naturalisme klopt als een
bus: heel goed gezien, heel slim!’ Over het surrealisme van James Tate heb ik ook al iets
geschreven, en wel hier↗︎.
Voor de rest hebben Lecompte en
Tate een stijl die nauwelijks met elkaar te vergelijken valt, maar beiden
zijn wel verhalende dichters. In Exit Magazine↗︎ nuanceert Lecompte: ‘Ik schrijf soms verhalen. Dat
lukt wel, maar het is een andere manier van werken. (…) Ik houd net van de
vrijheid die poëzie me biedt. Er mogen ongeloofwaardige dingen gebeuren, er is
ruimte voor anarchie en ontregeling, (…) Gedichten mogen grillig, inconsequent,
afwijkend en onbegrijpelijk zijn. (…)’
Toch lees ik Lecomptes gedichten veelal als een verhaal. Lama en bermuda (°) is er zo een. Het start met een masturberende ezeldrijvervrouw die daarbij aan de liederlijkheid van New York denkt. Intussen bedrijven de ezeldrijver en de dichteres elders de liefde. De ezeldrijver komt klaar in dichteres’ mond. Weer thuis geven de echtelieden elkaar een zoen: ‘Ze kust hem op de mond, hij smaakt naar New York’. Da’s een mooi afgerond verhaal hé.
Het is de vorm die er een gedicht van maakt: lijnafbrekingen, beelden, wilde vergelijkingen en sprongen, conceptueel rijm… Inhoudelijk geeft die vorm aan de lezer alles wat ik in mijn samenvatting weglaat en waarvoor K.L. Poll een mooie metafoor bedenkt: Het principe van de omweg. (°°) Zo’n omweg verschilt danig van het advies dat Hilary Mantel aan prozaschrijvers meegeeft: ‘(…) Schrap minstens een derde van elke pagina die je schrijft. Probeer geen uitzinnige opsmuk in je zinnen te persen. Denk goed na wat je precies wilt zeggen. Zet het zo krachtig en direct mogelijk op papier.’ Niets van dat alles bij Lecompte. Als de prozaschrijver een rationele voetganger is, dan is de dichter een tjoolder↗︎.
Toch lees ik Lecomptes gedichten veelal als een verhaal. Lama en bermuda (°) is er zo een. Het start met een masturberende ezeldrijvervrouw die daarbij aan de liederlijkheid van New York denkt. Intussen bedrijven de ezeldrijver en de dichteres elders de liefde. De ezeldrijver komt klaar in dichteres’ mond. Weer thuis geven de echtelieden elkaar een zoen: ‘Ze kust hem op de mond, hij smaakt naar New York’. Da’s een mooi afgerond verhaal hé.
Het is de vorm die er een gedicht van maakt: lijnafbrekingen, beelden, wilde vergelijkingen en sprongen, conceptueel rijm… Inhoudelijk geeft die vorm aan de lezer alles wat ik in mijn samenvatting weglaat en waarvoor K.L. Poll een mooie metafoor bedenkt: Het principe van de omweg. (°°) Zo’n omweg verschilt danig van het advies dat Hilary Mantel aan prozaschrijvers meegeeft: ‘(…) Schrap minstens een derde van elke pagina die je schrijft. Probeer geen uitzinnige opsmuk in je zinnen te persen. Denk goed na wat je precies wilt zeggen. Zet het zo krachtig en direct mogelijk op papier.’ Niets van dat alles bij Lecompte. Als de prozaschrijver een rationele voetganger is, dan is de dichter een tjoolder↗︎.
Hier↗︎ in the Paris Review staat over James Tate: ‘[O]m
welke reden ook, veranderde hij zijn stijl. In zijn volgende vijf boeken
vestigde Tate zich in een volledig verhalende modus, ergens tussen een kort
verhaal dat bereid was op elk moment zijn plot te verlaten en een prozagedicht.
(…)’
Op de achterflap van Tates
laatste bundel (°°°) lees ik: ‘Mijn
persoonlijke theorie is dat hij in
zijn late verhalende poëzie al de aanvaarde
betekenaars van vrije poëzie uit de tekst weghaalde om te zien wat er overbleef
nadat alle dingen die ons gewoonlijk vertellen dat we poëzie lezen verdwenen
zijn. (…). En wat overblijft, wat is dat dan? ‘Ik denk dat die kern een
informele maar toch halsbrekende, absolute bereidheid is om de geest te volgen
waar hij ook gaat.’ Het principe van de omweg!
In Tates prozagedicht ‘Partners’ bevinden we ons in een soort
literair kantoor. Jane kaffert Craig uit omdat hij iets langs China rondstuurt
om het thuis te krijgen. Craig verdedigt zich: ‘China seemed like the shortest way, and, beside, there’s no tariff
there’ Argumenten die alleen in dichtersoren rationeel klinken. Het wordt
persoonlijk en de twee schelden elkaar uit voor al wat lelijk is: Jane (proza) versus
Craig (poëzie)! De baas ontslaat beiden omdat er op die manier niet gewerkt
wordt. Craig en Jane staan op straat en verklaren elkaar daar de liefde: buiten de gevestigde orde verenigen proza
en poëzie zich. En in de prozagedichten van James Tate gebeurt dat
ook werkelijk. Wat Tate schrijft volgt waarlijk het principe van de omweg en hij
weet het desondanks meesterlijk kort te houden.
(°) Lama en Bermuda staat in Delphine
Lecompte. Vrolijke verwoesting. Gedichten. 2019. Uitg. De Bezige
Bij A'dam. 160 pp.
(°°)
K.L. Poll. Het principe van de
omweg. 1980. Meulenhoff A’dam. 182 pp.
(°°°) James Tate. The Government Lake. Last poems. 2019. Uitg. Ecc, a imprint of HarpersCollins Publishers New York.
(°°°) James Tate. The Government Lake. Last poems. 2019. Uitg. Ecc, a imprint of HarpersCollins Publishers New York.
Mail erom: liefkemores@telenet.be
|
Geen opmerkingen:
Een reactie posten