— aan Myriam (°10 november 1956 - †5 maart 1957) — |
In de tijd dat het neoliberalisme nog maar pas aan de afbraak begonnen was
Lag het postkantoor vlak om de hoek van het huis waar ik toen woonde
En dwars over het kerkhof liep daar een korte weg naartoe die ik dagelijks
Betrad omdat ik in die tijd massa’s post naar dat postkantoor te brengen had
’t Was ook toen al een oud kerkhof en de zerken die er schots & scheef
Bijstonden zijn inmiddels wel verwijderd en dat geldt ook voor dat stenen kruis
Waarnaast ik een vrouw geknield zag zitten die met een schopje en nog
Wat tuingerief in de weer was om een bloementuiltje in het perk te spitten
Ik herkende haar meteen alhoewel het een halve eeuw geleden was dat ik haar
Gezien had en dan nog maar een enkele keer en dan nog door het vensterraam
Van de kraamkliniek waar een afstandelijke non haar speciaal voor mij
Omhoog gehouden had en ik buiten verkleumd in korte broek stond toe te kijken
Nu droeg ze een T-shirt en een spijkerbroek en sneakers en een chignon in
Het haar en ze zag er erg modern uit voor iemand van haar leeftijd en toen ik
Nader toekeek zag ik haar naam in ’t zwart geschilderd op het witte stenen
Kruis staan en daarna twee kort op elkaar volgende data en dan RIP
Nog terwijl ze recht aan ’t staan was klopte ze de klonters van haar knieën
En ze kwam vlak naast me staan zodat we nu getweeën naar het graf keken
Waarop haar naam stond en twee jaartallen en het woordje RIP en we stonden
Dichter bij elkaar dan ooit gestaan en dichter dan we ‘t ooit nog zouden doen
Zelf had ik niet gedurfd haar aan te spreken en ik was maar wat blij dat
Zij het was die de stilte brak en zei En grote broer hoe stel jij dat
Eigenlijk in ’t leven zeg me dat eens en ik zei naar waarheid dat ik er maar
Weinig talent voor had en er dan ook maar weinig van had terechtgebracht
Daar moest ze hard om lachen en ik eigenlijk ook want wat ik zei was
Te gek voor woorden vanwege iemand die nog ten volle leefde en die naast
Zijn zusje stond dat niet levensvatbaar gebleken was en al vroeg gestorven
Nog voor ze de buitenlucht getrotseerd had en een kou had kunnen vatten
’t Is een familietrek zei ze het komt bij ons wel meer voor dat er weinig talent
Is voor het leven en daar voegde ze lachend aan toe Kijk maar naar mij
Dat was maar al te waar en toen werd ik gewaar dat het tijd werd om weer
Eens op te stappen want vlug scharrelde ze haar dingen bij elkaar
Doe ze de groeten zei ze nog terwijl ze heen ging en ik zei dat ik dat zeker
Zou doen waarna ik haar in stilte nakeek en niet zozeer omdat ik weten
Wilde waar ze woonde maar omdat ik goed besefte dat dit een teken van
Verandering was waarmee ik ongetwijfeld dra geconfronteerd zou worden
Pas toen ze uit het zicht verdwenen was trad ook ik verder via ‘t kerkhofpad
Met in mijn legertas een stapel brieven die ik gefrankeerd had willen zien in
Het kantoor dat ik haast dagelijks betrad en waar ik op de deur ontzet de nare
Mare las dat het kantoor op neoliberale wijze voor immer & altijd gesloten was
Flor Vandekerckhove declameert
Voor immer & altijd op youtube
1 opmerking:
Elk afscheid is de geboorte van een herinnering.
Een reactie posten