maandag 3 mei 2021

Vanwaar het gevaar komt



Het schilderij, bovenaan in fotomontage, hangt in mijn woning. ’t Is een marine (60 x 50, acryl op doek, 2020) van Fred Delameilleure (°1958). De kunstenaar schenkt me het tableau, zoals op de achterkant staat, als ‘dank voor de 8 kwatrijnen op mijn expo in 2020’. Bedoeld wordt het gedicht waarmee ik diens tentoonstelling in een Oostendse galerie ingeleid heb (er werd een filmpje van gemaakt: Roem en doem in De Grote Ruutten↗︎.) De overhandiging laat me toe iets over economie te zeggen en uiteraard ook iets over schilderkunst. 
Eerst economie. Mijn inkomen is niet van dien aard dat ik kunst kan kopen. Daarenboven ben ik de mening toegedaan dat de koopdaad het kunstwerk afbreekt, het wordt koopwaar, daar waar kunst in mijn hoofd een gift hoort te zijn. Zelf ben ik daar zo consequent mogelijk in: ik koop geen kunst en mijn verhalen en gedichten zijn gratis beschikbaar in De Laatste Vuurtorenwachter, mijn e-boeken staan gratis in de virtuele rekken van De Weggeefwinkel. Wat ik schrijf maakt derhalve geen deel uit van de wareneconomie, wel van deze van de gift. Hoe kom ik dan aan een al bij al indrukwekkende kunstcollectie? Wel, ’t zijn stuk voor stuk werken die me door hun makers geschonken werden, ook omdat ik hun gratis teksten schenk, bijvoorbeeld als inleiding op een vernissage, als bespreking van hun werk.
Nu het doek. Laat ons er eens naar kijken, met in het achterhoofd wat John Berger↗︎ zegt: ‘Mij lijkt het dat we naar schilderijen kijken in de hoop een of ander geheim te vinden. Geen geheim over de kunst, maar over het leven.’ 
In Delameilleures werk valt enerzijds de abstractie op en anderzijds het landschap. Dat laatste is op z’n mooist, vind ik, wanneer het, zoals hier, nader tot de abstractie komt. Hoezo ‘nader tot de abstractie’? Wie goed kijkt, merkt niet terzake doende, veelal horizontale strepen op, die van ónder het geschilderde landschap tot ons komen, ongetwijfeld sporen van een onderliggend, overschilderd werk. Laat ons het een toevalligheid noemen. Dat toeval is nu deel van de verfstructuur van het geschilderde landschap, waaraan het een ietwat abstract karakter geeft. Er is meer — er is altijd meer. De zee die we zien is niet deze van Constant Permeke en nog minder die van Léon Spilliaert, ’t is een zee ver weg. Deze zee is ook niet de vervaarlijke oerkracht die Thierry De Cordier zo goed schildert. Wat dít schilderij van Delameilleure maakt tot wat het is, is de voorgrond: een kolossaal, ruw, gevaarlijk ogend, abstract weergegeven gesteente, dat ruim een derde van het doek beslaat. 
Ik ga je een tip geven, die je toelaat de kwaliteit van welhaast elk schilderij te beoordelen, ’t is iets wat ik van Georg Baselitz↗︎ geleerd heb. 
Een schilderij is goed als het op z’n kop staand nog altijd boeiend is. Keer het doek om (zoals ik het, in bovenstaande montage, links beneden doe.) Zien we op het omgekeerde beeld van deze marine niet des te sterker dat de zee ’t minste van Delameilleures schilderkunstige zorgen is? Hoe veraf ligt ze daar niet, zelfs als ze (omgekeerd) vooraan komt te liggen. Maar kijk eens welke dreiging nu bovenaan hangt! Delameilleure ontpopt zich tot kunstschilder-Galliër die, net als Asterix en de zijnen, maar één ding vreest: dat de hemel op ons hoofd valt. Zetten we het schilderij daarna weer recht, zien we, beter dan eerst, dat het gevaar niet van het water komt, maar van het land! Of hoe zelfs een eenvoudig landschapje ons iets over de maatschappij, en dus over het leven zegt.
Flor Vandekerckhove

Roem en doem in 

De grote Ruutten 

https://www.youtube.com/watch?v=-aXB3r-DbLc

Geen opmerkingen: