woensdag 9 maart 2022

Bij ons in Gent, 1971

Ob-la-di, ob-la-da

Life goes on, bra

La-la, how the life goes on


Vandaag leidt Google Streetview me foutloos naar het straatje. ik herken het huis, zoem in op onze verdieping. De ramen werden, zie ik, inmiddels mooi geschilderd. Ik laat Google Streetview naar de overkant zwenken, naar de ramen van de operazangeres. Een oude vrouw kijkt recht in de lens. Ik schrik me een fantasie. De vrouw, in wie ik wellicht ten onrechte onze operazangeres uit die tijd herken, neemt een megafoon ter hand en declameert iets van Eileen Myles. We zijn allemaal Kennedy’s, roept ze, En ik ben uw president. 
Gent, 1971 — Eerst wil hij me de bovenverdieping niet verhuren, maar ik ben jong, oog dynamisch, spreek vol overtuiging en ik zal, om hem te plezieren, al het afgebladderde hout schilderen. Deal beklonken. 
Pas getrouwd. Nu en dan doe ik iets tijdelijks, in afwachting van het nakende bevel om het vaderland te dienen. Beetje werken, beetje niksen, beetje werken. In die tijd kan dat, in die tijd is werkloosheid onbestaand, vandaag bied je je aan, morgen begin je. En gezond zijn we van nature, mijn echtgenote en ik, we hebben strakke lijven. In die tijd kan alles. En we doen ook alles. Onbezorgd, zo mag ik die tijd wel samenvatten. Ik bereid me voor op een schrijversleven dat ik tot aan de horizon voor me uit schuif — op die leeftijd heb je tijd zat — wacht maar! De verdieping heeft hoge ramen, hoge plafonds en één verwarmde plek. De eigenaar verwittigt: als ’t een harde winter is, durft ’t al eens binnen te vriezen. Daar hebben wij geen oren naar, dit is de zomer van ons leven. 


Sta me toe dat ik Eileen Myles in het verhaal trek. Alleen dronken worden en verliefd zijn vinden wij in die tijd leuk, Eileen, mijn echtgenote en ik. Als we geen van beide zijn, hebben we alleen geld nodig voor de huur, sigaretten en koffie, makkelijk zat. Ah Eileen, gij zijt in die tijd al een echte schrijver, hoe goed ge dat vertelt, het schrijversleven, ik zie het zo voor me. 
Aan gene zijde woont een operazangeres en daarnaast een fotograaf. We kijken in elkaars verblijven. De man maakt knappe foto’s, ik hoor iemand zeggen: wat hij doet is van een uiterste consequentie. De operazangeres zingt toonladders die mijn afgebladderde ramen niet tegenhouden. Van de weeromstuit leg ik al eens Ob-La-Di Ob-La-Da op de draaitafel. De muziek ketst over en weer, toonladders en The Beatles. Tegen de tijd dat ik m’n laatste flesje pils kraak, zeg ik tegen mezelf: wat gij doet, man, is van een uiterste consequentie. Van enig schilderwerk komt op zo’n dag niets in huis, in de rest van ’t jaar evenmin trouwens. Dat ’t er in de winter binnen vriest, blijkt te kloppen. 
Eileen, mijn echtgenote en ik zoeken warmte aan de overkant. Eerst bij de fotograaf. Fototoestellen, fototoestellen, fototoestellen… Het geheel wasemt een gebrek aan plaats. Neen, dan komt hij toch beter bij ons op bezoek, plaats te over. Mijn echtgenote verdwijnt met hem in de slaapkamer. Wat die twee daar samen doen is van een uiterste consequentie. Dan gaan we gevieren naar de operazangeres. Ook zij komt beter bij ons, hoe meer volk hoe meer warmte. De operazangeres wordt deel van ons gezin, een tante.


Op onze verdieping komt gaandeweg een clubje menselijke warmte bijeen die veel winterkoude goed maakt: de fotograaf, tante, Eileen Myles, Frankenberghe die, net als de fotograaf, iets met mijn echtgenote heeft; Bolleke, Frankenberghes vrouw, onwetend van de affaire; een drukker die opgehouden is met drukken en nu alleen nog drinkt; een mooi geklede krullenbol die geld krijgt om zich vooral niet met de familiezaken te bemoeien; de kasteelvrouw met haar echtgenoot die langs autosnelwegen ’t gras afrijdt. Soms komt Paula, lelijk als de nacht, maar daarom niet minder heet. Ooit heb ik haar in een kerk genomen, Paula, achter het altaar. Er zijn er nog: Zotten Eric, Rosten Herman… Soms is er een triootje, soms een orgietje (maar dan zijn we alweer thuis, achter de afgebladderde ramen.) Tijdens het klaarkomen zingt de operazangeres keer op keer Ob-La-Di Ob-La-Da, song die zij aan de overkant heeft opgevangen, schallend uit mijn boxen. Haar manier van klaarkomen maakt school, ook de fotograaf heeft voor de gelegenheid een lied aangeleerd: een meezinger — ik zweer het — wat ons tijdens ’t vrijen tot samenzang noopt, waardoor onze vrolijke ontucht tegen de gevels van het straatje weerkaatst. En mijn echtgenote kiest voor Edith Piaf: Rien de rien! Echt voor elk wat wils. Ge begrijpt dat dit een herinnering is aan de tijd waarin er nog geen sprake is van aids. Gent in 1971. En ge begrijpt dat ’t ook aids is die er een einde aan maakt, eerst de oliecrisis en dan aids. 

De operazangeres op YouTube

1 opmerking:

Christian Dochy zei

dag Flor, is dit 'Tussenpas in Gent?
cheerio,
Christian.