dinsdag 16 januari 2024

Herinneringen aan de Oosteroever, toen nog (Oude) Vuurtorenwijk, a.k.a. de Viertorre

Het rijnschip Arthur loopt van stapel op de helling van scheepswerf Panesi aan het Visserijdok in Oostende. 
Rechts Hendrik Baelskaai, links Vismijn. (Foto Luc, 1958)


TOEN ARNO IN 2009 curator werd van het muzikale luik van Theater aan Zee was er op de Oostendse Oosteroever een fotoshoot. Ik ging kijken. Daar hoorde ik Arno zeggen: ‘Het is alsof de mensen hier allemaal kwaad zijn op elkaar.’
Arno sloeg de nagel op de kop. Zo zagen buitenstaanders ons inderdaad — wij, de velen die 'an de viertorre' werkten en de weinigen die er woonden — alsof we allemaal kwaad op elkaar waren. ’t Had met het zware werk te maken, met gure zeewind NNO, zout op onze huid, roestend ijskoud ijzer en barre werk- en woonomstandigheden. De hoogtijdagen van de Oostendse visserij lagen toen al ver achter ons en als de wijk in die tijd nog iets uitstraalde was het een soort van uitgedoofde verbetenheid om het zolang mogelijk uit te zingen, iets wat in onze manier van spreken, kijken, bewegen (en schrijven) tot uiting kwam. We riepen ook altijd tegen elkaar, om onze stem boven ’t zeegedruis te verheffen en boven ’t gebulder van scheepsmotoren, en we deden dat ook nog als ’t stil was. Waardoor het inderdaad leek alsof we allemaal kwaad op elkaar waren.
Er was niet alleen de kwijnende visserij. Er was ook leegstand, een verlaten diepvriesfabriek, de verlaten scheepswerf van Seghers, een verlaten militaire basis, verlaten dit en verlaten dat. Er was onkruid dat uit de stoep omhoogschoot en door niemand werd verwijderd, houtwerk dat niet langer geschilderd werd, een schoorsteen die aan diggelen gevallen was en daar bleef liggen… Er waren scheepswrakken waarop verworpenen der aarde overnachtten en ook spoten, dingen die het daglicht niet mochten zien. Er waren mensen die al eens een matras aan de kant achterlieten en een kapotte lavabo. Er waren enkelingen die, tegen beter weten in, uit de vaart genomen scheepjes probeerden te renoveren, eerst dagelijks, dan maandelijks, dan nog een enkele keer, dan helemaal niet meer. 
Dat had wel iets, die sfeer, ik hield er wel van, maar ’t kon niet blijven duren. Daar moest ik weer aan denken toen ik gisteren over de Slipwaykaai naar de Buskruitstraat toe wandelde. Het lang geleden al uit de vaart genomen houten vissersvaartuigje Siol dat nu nauwelijks nog aaneenhangt, de twee vervallen scheepshellingen wier aanblik ons valselijk zegt dat ze honderd jaar geleden al in onbruik raakten.
Wat blijft is de herinnering aan een tijd waarvan Arno zei: ‘Het is alsof de mensen hier allemaal kwaad zijn op elkaar.’ Toen hij in 2019 zijn wondermooie Oostende bonsoir op plaat zette, zijn nostalgische lied over de stad, inspireerde die herinnering me om daar een antwoord van de Vuurtorenwijk tegenover te plaatsen: Elk z'n goeienavond.
Flor Vandekerckhove
De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. 
Mail erom (en vermeld de titel: in dit geval ‘200’, dan begrijp ik het wel.): liefkemores@telenet.be.

Geen opmerkingen: