Hij is bovenmatig intelligent. Het is zijn echtgenote die me dat zegt, terwijl hij even weg is om
een glas rooie te tappen. Ze zegt het nadat hij me, enkele glazen eerder,
uitgelegd heeft hoe het er hier aan toegaat. Wat merkwaardig is, want ik woon
hier en hij niet. Al na het derde glas heeft hij me trouwens ook verteld hoe
het er dáár aan toegaat, wat eveneens merkwaardig is, want ik ben daar geweest
en hij niet. Hij weet echt veel, zeg
ik tegen zijn echtgenote. Waarna het antwoord volgt waarmee ik dit stuk
aanvang. Ik neem nog een slok water.
Hij is niet alleen bovenmatig intelligent, hij leidt ook een bovenmatig
interessant leven. Hij woont naast een gepensioneerde hoge pief en schuin over
een bekende kunstenaar. Hij spreekt met hen alsof het niets is. Nederig buig ik
het hoofd.
In zijn garage staat een mislukte tafelpoot van een geslaagde designer,
zegt hij ietwat lispelend, maar met zichtbare trots. Er zijn er niet veel die een
mislukte tafelpoot in hun garage staan hebben, toch niet van een geslaagde designer.
Dat laatste zegt hij niet, daar ga ik van uit terwijl hij zijn glas weer bijvult.
Ik besef dat de tableautjes in mijn huis niet tegen die tafelpoot
opkunnen.
Met een versgevuld glas komt hij weer binnen. Intussen heb ik haastig
een gespreksonderwerp gezocht dat, naar ik hoop, zijn niveau benadert. Verder
dan een longread in de weekendkrant
kom ik in zo’n korte tijd helaas niet.
Ik vraag of hij het stuk gelezen heeft. Neen, zegt hij, want het gaat
over een onderwerp dat erg in de mode is. Ik opper dat het desalniettemin interessant
is. Dat spreekt hij heftig tegen, want dat is niet waar.
Hoezo,
vraag ik, heb je het dan toch gelezen?
Neen,
zegt hij, maar ik heb de foto’s gezien.
Zijn glas is leeg en hij gaat het bijvullen. Ik kijk naar zijn echtgenote en
weet nu echt niet meer wat te zeggen. Dat doet zij in mijn plaats: hij is echt zeer slim, zegt ze, hij weet zelfs dingen die hij niet weet.
Ze lacht niet, ze meent het.
Hij komt terug met een goedgevuld glas en begint me uit te leggen
waarom dat ongelezen krantenstuk niet deugt. Nog tijdens zijn inleiding valt
het me opeens te binnen dat ik dringend ergens heen moet.
Flor Vandekerckhove
Geen opmerkingen:
Een reactie posten