OMA'S HERSTEL verloopt voorspoedig, het
verblijf in de kliniek doet haar zichtbaar deugd. ‘Van zodra ik hier
weg mag’, zegt ze, ‘ga ‘k een
zomerappartement aan de kust huren en daar ga ik genieten
van zee, strand, zon.’ Dat is een beetje vreemd, oma heeft een eigen huis aan zee. Samen
met opa woont ze in Bredene. Daarom vraag ik haar waar ze dat appartement wil huren. ‘In Bredene’, antwoordt ze, ‘Da’s ver genoeg
om een vakantiegevoel op te wekken.’ Ik weet niet wat ik ervan moet denken. ‘Opa is er wel nog wel niet,' zegt ze, 'die
komt pas over een week thuis, maar dan rest ons nog een hele vakantieweek, dat zal hem goed doen.’
Is opa niet thuis? Ze vult spontaan mijn onwetendheid in: ‘Hij zit nog steeds in Israël.’ Ik durf er niet verder naar
te vragen. Ze stapt met me mee tot aan de wagen. Ze zegt nog dat ze trots op me is, dat ik mijn ouders de
groeten moet doen, ze zwaait me na tot ik van het ziekenhuisterrein weggereden
ben. Wat een
vreemde ervaring! En terwijl ik rij valt het me te binnen dat oma
al vele jaren geleden overleden is. Opa trouwens ook. Mijn ouders eveneens.
Terwijl ik voor een stopteken sta herinner
ik me dat ik mijn auto al vele jaren geleden verkocht heb. Hoe vreemd is dit alles! Ik kijk in de achteruitkijkspiegel en herken
mezelf niet in de man die achter het stuur zit.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten