— Van links naar rechts:
hasjiesjplant, dichter, katoenplant. —
|
De Amerikaan John Greenleaf Whittler⇲ (1807-1892) schrijft veel
gedichten tegen de slavernij. Daarin gaat hij tekeer tegen de manier
waarop katoenplantages uitgebaat worden. In het zuiden van de Verenigde Staten
houden die ondernemingen de slavernij in stand. Hij keert zich
tegen een elite die omwille van de smeer deze vorm van uitbuiting verdedigt. Zo
heb je, constateert de dichter, voorstanders van de democratie die tegelijk pro
slavernij zijn, geestelijken die geen tegenstelling ontwaren tussen een
deugdzaam leven en het erop nahouden van slaven, rechters die de slavernij vrijpleiten… Volgens de dichter is de geest van zo’n mensen zwaarder beneveld dan hij is na het opsteken van een hasjpijpje.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten