woensdag 24 juli 2019

Binnen in het Duivelsteen


1959. — Ik ben tien. We zijn in Gent. Ik weet dat we het Geeraard de Duivelsteen gaan passeren. Daar beleeft Nero een avontuur met De Hoed van Geeraard de Duivel. Marc Sleen heeft het naar waarheid getekend: het steen, de Reep waarin Nero terechtkomt, de naam van de kasteelheer, diens kwalijke reputatie … Dat alles bestaat. Nero komt in ‘t water terecht, iets wat ook de historische figuur overkomt. Vertelt mama. 
Kijk, zegt ze. Naast me doemt het sombere steen op. Daar woont hij, zegt ze, en kijk, daar, vanuit dat raam, wordt hij in ’t water gegooid. Ze wijst omhoog. Ik probeer de afstand te schatten, best wel hoog. Nu nog, voegt mama eraan toe, horen de mensen ’s nachts hoe Geeraard telkens weer in ’t water terechtkomt. Dat vind ik straf. En de climax moet nog komen. Toen ze klein was, zegt mama, is ze eens in dat gebouw geweest, het ruikt er naar solfer.
2019. — In de krant lees ik dat het Duivelsteen enkele dagen voor het publiek toegankelijk is: ‘Een blikvanger voor wie de drukte van de Gentse feesten even wil ontvluchten.’ Die laat ik niet passeren. Zestig jaar nadat het zich in mijn fantasie nestelt, zie ik het gebouw vanbinnen. Het ruikt er naar … Ik neem foto’s. Thuis maak ik een collage. Bovenaan, tussen twee beelden van de strip, mijn gevelfoto van het steen. Met witte stippen merk ik de val van Geeraard, een val die hij tot vandaag blijft overdoen. Elke nacht! Onderaan plaats ik twee foto’s die ik al zestig jaar wil maken. Links, de ramen waaruit Geeraard elke nacht in de Reep gegooid wordt; rechts de Reep zelve, gezien vanuit zo’n raam. Best wel hoog.
Flor Vandekerckhove

[In DLVuurtorenwachter dateert deze post van 2016. In 2022 redigeer ik hem opnieuw ten behoeve van enkele FB-groepen die zich over Gent en de Gentenaars buigen.]

Geen opmerkingen: