maandag 8 juli 2019

Pier Bossuyt, onze man in Harelbeke

— Pier Bossuyt exposeert beeldend werk in het Antwerpse Washboard Art & Jazz Café. Daar wordt hij op 21 september 2018 geïnterviewd door Guy van Hoof. Dat interview staat op een youtubefilmpje, u hoort & ziet het hier. —


‘You should dream more. 
Reality in our century 
is not something to be faced.’ 
Graham Greene, Our Man in Havana


PIER BOSSUYT REAGEERT op mijn drabbles: ‘Stilistisch vind ik het onzin, de woorden van een tekst te tellen. (…) Het aantal woorden bepaalt juist niets (…).’ Ik dien hem van repliek, zo’n schoolmeesterachtigheden laat ik niet passeren. Tot een polemiekje komt het echter niet, Pier zegt meteen: ‘Overweldigd door je repliek, leg ik mij erbij neer.’ Spijtig, het had ongetwijfeld menig straffe blogpost voortgebracht.
Om 's mans vuurtorenpassage te markeren zeg ik dan maar iets anders. Pier (°1943) is leraar geweest — dacht ik het niet, een schoolmeester — een die jonge tieners Nederlands en Engels bijbrengt. Hij schrijft enkele theaterteksten en in Het Wekelijks Nieuws publiceert hij interviews en lokale berichten. Pas als hij dertig is schrijft hij zich in aan de academie. Zijn beeldende productie noemt hij ‘bescheiden’. Over zijn schilderijen zegt hij nog meer en dat staat hierMaar nu komt het. In Harelbeke, waar hij woont, is Pier actief in Kunstkring De Geus en dat vrijzinnige engagement maakt van hem ook de eindredacteur van het tijdschrift Art04. Dat zou ik nooit geweten hebben, had Guy van Hoof me er niet op gewezen. Een Antwerpenaar! Wat toch insinueert dat Bossuyt het lokale arty-farty overstijgt; zeker omdat ook ik sindsdien in Art04 publiceer. 
De verhalen die Pier uit mijn omvangrijke oeuvre plukt — ik ben, zegt Pier over mij smalend, een veelschrijver met af en toe een nieuwe ‘dada’ — , zijn misschien wel niet erg origineel (Pier noemt me een navolger), daarenboven zijn 't stilistisch zinloze oefeningen wanneer ik mijn woorden tel, maar Art04 is wel de enige band die me als schrijver met de analoge wereld rest, waardoor ik Piers kritiek als zoetgevooisd ervaar.
Ter afsluiting nog dit. Mocht ik op late leeftijd een zoon maken, wat God verhoede, dan zou hij Pier heten, zo’n schone naam, en aan Pier zou ik vragen of hij zijn peter wil zijn.

Geen opmerkingen: