Van een maat
krijg ik voor mijn Nieuwjaar een kleine ingekaderde ets cadeau, de afbeelding
van twee vissersvaartuigen die, zo dacht ik, zee kiezen. (*) Alleen het eerste toont
een immatriculatieteken: O.91. Waardoor ik er mag van uitgaan dat het Oostendse
vaartuigen betreft, twee kustvissersvaartuigen. Indien het waar is dat ze zee
kiezen, dan zien we erachter het Oosterstaketsel dat de vaargeul afbakent.
Rechts achter het tweede scheepje staat dan de vuurtoren, en links daarvan een
bouwwerk. Ha, dacht ik, da’s het bestuursgebouw van de vismijn, met als
eigenaardigheid dat de twee vlaggen op het dak elk een andere richting
uitwaaien.
— O.191 (© André Barbaix) — |
Blijkt dat
ik dat helemaal verkeerd zie. Dat besef ik wanneer ik Eddy
Eneman meer over de
twee scheepjes vraag. Eddy heeft enkele boeken over de visserij gepubliceerd en
ik contacteer hem wel meer wanneer ik in het ongewisse verkeer. Hij antwoordt
me, maar niet voordat hij mij bezweert hem ‘geen
specialist te noemen, de kennis over de vaartuigen kwam altijd van een andere
auteur.’ Zijn antwoord leert me hoe dan ook dat ik het beeld verkeerd
inschat: ‘Wat ik op de tekening zie is
volgens mij het Westerstaketsel, met daarop de tearoom. De schepen varen de
havengeul in en achter het tweede
vaartuig zie je een torentje met licht en misklok.’ Ja, wat zou ik zonder
die mens zijn, denk ik eens te meer.
Daarna
volgen nog een aantal mails van Eneman waarin hij achtereenvolgens oppert dat
het eerste scheepje wellicht de O.191 Natasha is, van 1986 tot 2000 eigendom
van Frank Desmit en daarna van diens broer die het omdoopt tot O.152 Aran. Het
tweede schip, zegt Eneman, kan de O.100 Emilie zijn of de O.101 Benny. Later
zegt hij dat het ook de O.20 Goewind of de O.211 Christophe kan zijn, en nog later de O.64 Black Jack. ‘’t Is iets voor de kenners’, voegt hij
eraan toe, ‘gesteld dat de tekenaar alles
juist weergeeft.’ Voor de kenners dus, ik zal het hun eens vragen.
Flor
Vandekerckhove
(*) Papiergrootte: 20 x 13; beeld: 14 x 10 cm, beeld
van twee vissersvaartuigen. Onder de tekening staat rechts in potlood een
handtekening Baillieu(?) en links E.D. 90. Ik heb geen idee waarvoor E.D.90
staat. Mocht iemand me verder uit mijn onwetendheid willen helpen…
Reacties
Reacties
* Patrick Van Craeynest heeft me intussen laten weten dat E.D. voor
'eigen druk' staat. Het daaropvolgende cijfer is het exemplaar. In dit geval is
dat 90.
* Ook Frans van
de Muijsenberg stuurde een reactie: Naar aanleiding van je blog over de
ets met de twee schepen: 'Iedere prent
is uniek en daarom door de kunstenaar genummerd. Als een oplage uit
bijvoorbeeld 10 afdrukken bestaat, dan zal de nummering als volgt zijn: 1/10,
2/10, 3/10 … 10/10. Die met het nummer 1/10 is als eerst gedrukt. Daarnaast kan
de nummering E.A. (al dan niet met een nummer) voorkomen. E.A. staat voor
Épreuve d’Artiste of Eigen Afdruk. Dit zijn de proefdrukken van de kunstenaar
voordat hij of zij besluit de definitieve oplage te gaan drukken.' Ik
vermoed dat de kunstenaar een eigen systeempje heeft en er 'Eigen Druk' mee
wordt bedoeld en dus waarschijnlijk de 9e eigen druk. De naam van de kunstenaar
heb ik niet kunnen achterhalen, maar het valt me op dat zowel de B als de A met
een hoofdletter beginnen. Het is dus mogelijk dat de B voor de voornaam staat
en de A het begin is van de achternaam. Het zou dan iets als 'B. Ailliën'
moeten zijn. Vooralsnog onbekend, dus beschouwen we het als een 'alien'.
2 opmerkingen:
In een reactie ontcijfert Frans van de Muijsenberg de naam van de maker van de ets als "B. Ailliën". Volgens mij zou het echter ook om een zekere J. Baillière kunnen gaan. Die familienaam komt vrij frequent voor in de kuststreek en het is dus niet onwaarschijnlijk dat er ergens een etsende Baillière rondhuppelt of heeft rondgehuppeld. Ook de initiaal "J" van de voornaam lijkt me vrij duidelijk. Wellicht kan een rondvraag in visserijmiddens definitief ophelderen wie het is die - althans op een tekening - de wind tegelijk uit 2 richtingen kan laten waaien.
Een reactie posten