Enkele maanden geleden werd een van mijn kleindochters achttien. Voor haar verjaardag schreef ik een stukje↗︎ geïnspireerd door Yellow Submarine, song uit de tijd dat ik zelf achttien was. Daarna ging ik die Beatlessong een beetje nader bekijken. Wat weer nieuwe stukjes oplevert. Dit is er een van. Op dit titelbeeld, links: Maria Popova (die voorkomt in het stuk hieronder). Naast haar: het boek met haar verhaal. Zelf kijk ik, samen met mijn kleindochter, door de patrijspoort onderaan rechts. |
De ouders van Maria Popova (°1984) gebruiken het wijsje al sinds de verloving als herkenningsdeuntje (whistle-call). Maria vraagt zich af waarom zij voor een liedje kozen dat van lang voor die verloving dateert:
Mijn vader was zelf niet zo'n Beatles-fan, en toch was hij in staat om moeiteloos een melodie op te halen die hij bijna twintig jaar eerder had gehoord, en die naar zijn geliefde te fluiten. Het fluitsignaal werd een gegeven in mijn jeugd, pas toen ik begin de dertig was, kwam het bij me op om te informeren naar hoe ‘Yellow Submarine’ zich in het gezin verweven had. Het verhaal is archetypisch voor hoe populaire muziek, en misschien alle populaire kunst, in het culturele lichaam opgenomen wordt. In de smeltkroes van het bewustzijn wordt een lied onderworpen aan een eigenaardige alchemie — de bijzonderheden van het leven van de luisteraar op dat specifieke moment veranderen de objectieve betekenis van de song, als die er al was, in een subjectieve indruk. Die indruk coderen we in het geheugen. De oorspronkelijke bedoeling van de kunstenaar versmelt met de persoonlijke context van de luisteraar, tot een amorfe massa van een onuitsprekelijke maar onvergetelijke eenheid — een slapend zaad waarvan de bloei afhangt van talloze factoren die de omringende grond bemesten.
De BBC World Service stond altijd op in de keuken, en in de nazomer van 1966, net voor mijn vaders zesde verjaardag, was 'Yellow Submarine' veel te horen — het was uitgebracht op 5 augustus. Mijn overgrootvader besloot het lied te gebruiken als Engelse les voor de kinderen. Misschien omdat het in Varna was — de Bulgaarse marinehoofdstad, waar het beroemde Marinemuseum van de stad nog steeds is gehuisvest in een gigantische ontmantelde onderzeeër — en misschien gewoon omdat kleine jongens van die obsessies met onderzeeërs hebben, beet mijn vader onmiddellijk in het aas. Hij werd verliefd op het lied, leerde melodie en tekst uit het hoofd.
Vervolgens ontdekt Maria een leuke parallel:
McCartney's grootvader, Joseph, groeide op in de buurt van Liverpools haven. Lennons grootvader, George, was een zeeman die aan boord van een van de eerste driemasters rond de wereld zeilde. Nadat hij zijn vrouw had ontmoet aanvaardde hij een baan aan de wal om wrakstukken van gezonken onderzeeërs te bergen. Zou de ‘man who sales the Sea’ een amalgaam zijn van deze twee grootvaders, herinneringen uit de kindertijd van Paul en John?
‘Eenmaal een gedicht beschikbaar is voor het publiek’, schreef Sylvia Plath ooit aan haar moeder, ‘behoort het recht op interpretatie toe aan de lezer.’ Het is door dit recht dat populaire muziek, populaire cultuur en misschien zelfs alle cultuur ons toebehoort. Door dit recht wordt kunst altijd toegeëigend door het leven, zo komt het ook dat een aanstekelijk lied zonder bijzondere betekenis, afgeluisterd door een kleine jongen, met zijn oor tegen het IJzeren Gordijn gedrukt, door tijd en ruimte kan worden verweven tot familiemythe. Dit is wat populaire kunst op zijn best doet: een scherm waarop erg verschillende mensen in erg verschillende omstandigheden de unieke betekenis van hun leven kunnen projecteren. [217]
In Their Lives: Great Writers on Great Beatles Songs↗︎. Ed. Andrew Blauner. Blue Rider Press, New York. 2017. 320 pp.
Het licht zien
Geen opmerkingen:
Een reactie posten