maandag 8 april 2024

Internet revolutioneert de literatuur, maar hoe komt het dat u daar haast niets van ziet



DOORDAT ik mijn vuurtoren zelden verlaat, weet ik niet echt of ’t schrijversgild er zich bewust van is, maar de elektronische media ontketenen waarlijk een literaire revolutie. Ik deel daarin de mening van Amerikaans avant-garde dichter Kenneth Goldsmith die stelt dat ’t internet op literatuur hetzelfde effect zal hebben als de fotografie destijds op schilderkunst.
Valt daar al iets van te zien? Wanneer gevestigde auteurs zich op ’t internet begeven, doen ze het veelal op een manier die er, vind ik, bijlange nog niet geschikt voor is.
 (°) Dat leert me bijvoorbeeld ook Elfriede Jelinek⇲: ‘Mijn roman Neid, die twintig jaar lang alleen op het internet te vinden was, zal nu als book on demand verschijnen, omdat velen klagen dat het zo lastig is om op het net te lezen.’ (°°) Dat ‘lastig’ komt, denk ik, doordat Jelinek die internetpublicatie geschreven heeft als ware ’t een papieren boek, wat het uiteraard niet is.
In Waarom het e-boek moeilijk doorbreektleg ik een literair-elitaire tegenstand bloot ten aanzien van ’t internet. ChatGPT geeft me dan ook namen van eerder marginale schrijvers wanneer ik informeer naar auteurs die het internet omarmen, bijvoorbeeld Hugh Howey, succesvol schrijver van sciencefiction, en Amanda Hockingdie haar paranormale romances op ’t internet in miljoenen (!) exemplaren verkoopt. Wat me de bedenking ontlokt dat het wel meer voorkomt dat auteurs van fantasy en sciencefiction opmerkelijke posities innemen, iets wat me in andere kwesties ook al opgevallen is bij Ursula Le Guin, J.G. Ballard, China Miéville en Neil Gaiman. Maar wat ik zeggen wil: ChatGPT verwijst opvallend genoeg geen enkele keer naar auteurs die literaire mainstream produceren, wat bevestigt dat de mainstream zich ver van ’t net houdt. (°°°)
Zo’n elitair verzet tegen ‘het nieuwe’ is niet nieuw. Dan Hassler-Forest geeft in Transmedia (°°°°) het voorbeeld van Gulliver’s Travels, boek van Jonathan Swift, dat voor het eerst in 1726 verscheen. ’t Was meteen een succes en er ontstond een vorm van mediagekte: ‘Binnen een mum van tijd verscheen er bij diverse Londense uitgevers een heel scala aan spin-offs, hommages, parodieën en andere afgeleide versies. Dit gaf op zijn beurt weer aanleiding tot de verschijning van Gulliver in allerlei andere media, zoals spotprenten, liederen, etsen en toneelstukken (…) Dit alles tot grote ergernis van Swift, die met zijn boek ironisch genoeg juist de spot wilde drijven met de allesoverheersende handelsgeest, die hij als een bedreiging zag voor de literaire cultuur. Wat dat betreft stond Swift voor een zeer conservatief standpunt, waarbij een hoogopgeleide elite functioneerde als bewaker van een klassiek georiënteerde cultuur. Nieuwe technieken maakten de boekdrukkunst in zijn tijd voor een veel groter publiek toegankelijk, maar dit werd door hem vooral gezien als een gevaar voor de samenleving. Deze instelling zouden we tegenwoordig interpreteren als een uiting van paniek die vaak ontstaat bij de culturele elite wanneer veranderende mediatechnologieën onvoorspelbare effecten blijken te hebben op de relatie tussen schrijvers en publiek.’ Tot zover een historisch voorbeeld van literair-elitaire tegenstand.
Voorstanders van het digitale vind je dan weer waar je ‘t niet verwacht. De oude A.L. Snijders begrijpt in 2010 alde kracht van het digitale en hij plooit er zich meteen naar: ‘Zo wil ik schrijven heb ik bedacht toen ik de e-mail ontdekte. Dat was laat, ik ben altijd met alles laat geweest. Ik schreef gewoon, mijn columns in Het Parool en de regionale kranten zijn gewoon geschreven. Toen ik een computer kreeg en ontdekte dat je een bericht binnen een seconde naar Patagonië kon sturen, heb ik de inhoud van het bericht aangepast. Als de reis heel kort is, moet de inhoud ook heel kort zijn. Congruentie. De volgende stap was ook logisch, een kort bericht moet een andere vorm hebben dan een lang bericht. Mijn stijl veranderde, ik merkte dat je hersens veel sneller en inventiever zijn dan de geschreven taal. Je hebt aan een half woord genoeg.’

Hiermee is bijlange niet alles over 't onderwerp gezegd, dit is work in progress, zoals alles wat De Laatste Vuurtorenwachter publiceert work in progress is, zoals alles in het leven work in progress is.


(°) Omdat dit mini-essay niet mini meer zou zijn, laat ik er de experimentele auteurs uit weg die in voorgaande eeuw al experimenteerden met hypertekstliteratuur: Afternoon, a story van Michael Joyce, Victory Garden van Stuart Moulthrop, Patchwork Girl van Shelley Jackson, en Figurski at Findhorn on Acid van Richard Holeton. Ik hou ze apart voor een volgend stukje.
(°°) Elfriede Jelinek over kapitalisme, bureaucratie en de door mannen gedomineerde literaire wereld. Interview met Julie Cafmeyer in DS zaterdag 6 april 2024. 
(°°°°) Dan Hassler-Forest. Transmedia. Amsterdam University Press; (2014) 150 pp.
Mijn jongste publicatie is een e-boek dat 200 verhalen bundelt. ’t Zijn extreem korte verhalen, soms drie lijnen, soms maar één; speciaal geschreven voor internetlezers waarvan men zegt dat ze een korte spanningsboog hebben, ’t is dus echte internetliteratuur. Meer: elk van die verhalen kan ‘getagd’ worden, aangeklikt. Wie dat doet komt op m’n YouTubekanaal terecht, waar ik dat verhaal voorlees, declamatie die ik lardeer met beelden en muziek. Eerder had ik al iets soortgelijks gedaan met Gauw!, waarin ik over mijn kindertijd vertel, in dat boek krijgt elk hoofdstuk een tag die de lezer desgewenst naar een muziekje uit het aldaar besproken jaar leidt.
De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel: in dit geval ‘200’, dan begrijp ik het wel.): liefkemores@telenet.be.

Geen opmerkingen: