zaterdag 6 december 2014

Golfstraat 11

— Links: het eerste huis waarin ik ooit gewoond heb. Midden: de afbraak. Rechts: de nieuwbouw. —


IN BREDENE fiets ik, zoals ik dat dagelijks doe, door de Golfstraat. Ik zie dat ze het huis aan ’t afbreken zijn. Een dag later is het helemaal weg. Golfstraat 11, het eerste huis waar ik ooit gewoond heb, is letterlijk van de bodem verdwenen. Wat mij betreft was het er altijd geweest, nooit anders geweten. Ja, ik schrik. Weg is het koertje waarop ik tevergeefs een driewieler probeerde op gang te trekken, weg is de kelder waarin mijn moeder me al eens opsloot, weg is het raam waardoor ik voor ’t eerst de wijde wereld zie, weg is ook het deurgat waarlangs ik, met korte beentjes, die wereld voor ’t eerst ingestapt ben. Telkens ik er voorbijkwam zei ik tegen mezelf: hier is alles begonnen.
Ik blader in een kladeditie van Gauw!, boek waarin ik mijn kindertijd beschrijf en stoot op een passage waarin ik vertel over het moment waarop ik daar voor het eerst, vers uit de materniteit, thuiskom: 
We rijden naar een huis dat een beetje verder ligt, in de Golfstraat, waar mijn moeder een voedingswinkeltje uitbaat. Die woning heeft wel een winkel, maar is geen winkelhuis. Je komt binnen in de gang. Rechts leidt een deur je de voorste kamer in, de voorplaats, en daar staan enkele bakken melk, enkele kartons met eieren, een rek met kruidenierswaren. Onder de elektriciteitsmeter in de gang staat in de koelte een reserve: enkele bakken prik. Een tussendeur scheidt de winkel van de woonplaats die ook als keuken en badkamer dienstdoet. Er is een achterhuis waarin Aline leeft, mijn grootmoeder, die samen met haar dochter uit Gent naar Bredene verhuisd is.’

[Dit stukje werd in december 2014 in De Laatste Vuurtorenwachter gepost. In 2024 redigeer ik het opnieuw, ten behoeve van de FB-groep Bredene Retro.]

1 opmerking:

Anoniem zei

In 1946 woonden we 10 maanden aan de overkant, in de Brabo, zoals het in mozaïek op de zulle te lezen stond.
(Luc Blomme)