’t IS WAAR, er valt van alles in je mailbox. Zoveel zelfs dat je nergens
meer van opschrikt. Maar nu heb ik toch prijs, ik schrik me een hoedje. Ik zie bangelijk geüniformeerde jongeren die ik omzeggens
allemaal ken. De meesten zijn schoolmakkers; met sommigen ben ik zelfs beste
maatjes geweest. Maar het evenement zegt me niets, de
uniformen zijn me vreemd, aan de betreffende jeugdbeweging — KSA — heb ik niet
de minste persoonlijke herinnering. Hoe komt het dat ik niets van dat gebeuren weet? Waarom sta ik niet op die foto’s? En als ik daar niet was, waar was ik dan wel? Sta me toe dat ik me daar een stonde het hoofd over breek.
Die jongens zijn mijn leeftijdsgenoten. De foto dateert wellicht van 1962, de jongens zijn twaalf, dertien, veertien jaar. Ze worden gekneed in het katholieke
gemeenschapsleven van Bredene Duinen. Hoor ik daar niet bij te zijn?
Tot aan m’n twaalfde ben ik een misdienaar, veel dichter bij het
katholieke gemeenschapsleven kun je niet komen. Maar dat is ook het jaar waarin
ik daarmee stop. Ik weet niet (meer) hoe dat komt, dat heb ik hier⇲ eerder al verteld. Met geloofsafval heeft het
niets te maken, want mijn gelovigheid bereikt een absoluut hoogtepunt wanneer
ik zeventien word, en dat heb ik daar⇲ al beschreven.
Ben ik met iemand in onmin gevallen? Ben ik altijd al minder
sociaal geweest dan het me voorkomt? Oordeelt mijn vader dat je op je twaalfde
rijp genoeg bent om de hand aan de ploeg te slaan; dat de speeltijd voorbij is?
Heb ik het te druk met de ontdekking van vrouwelijk schoon? In de
persoon van Gerdje⇲ bijvoorbeeld, het mooiste meisje ter wereld? Heb ik mijn vriendschappen buiten
het katholieke verenigingsleven gezocht?
Eerder is me al opgevallen dat ik ook ontbreek op deze foto⇲ waarop de jongeren staan die de
jeugdclub Patro animeren. Al die
afwezigheid kan er op wijzen dat ik slechts marginaal bij
zo’n dingen betrokken geweest ben.
Omdat ik er zelf niet uit geraak, doe ik een rondvraag.
Ivan Schamp (2) zegt dat ik inderdaad niet bij die KSA betrokken was. Zelf houdt hij er wel
herinneringen aan over, ook aan de teloorgang ervan, die hij als volgt beschrijft:
‘Het einde was eigenlijk een opstand waar ik wel een
beetje aan de basis van lag. Als jonge pubers lieten we ons niet zo makkelijk
meer bevelen. Volgens mijn notities zie ik dat we een toneelspel (*) wilden opvoeren,
wat de leiding niet toeliet. Voor ons was dat de druppel die de emmer liet overlopen.
Finito KSA... Ik herinner me dat ik in
het college op het matje geroepen werd voor het organiseren van een opstand.’
Ik vat samen: ik herinner me dat uniform niet, evenmin het tentenkamp.
Ik herinner me dat toneelstuk (*) niet en evenmin de opstand. Maar ik ken wel de namen
van die jongens: (1) Willy Versluys; (2) Ivan Schamp; (3) Gilbert Conneye; (4)
Rob Tas; (5) Daniel Crabeels; (6) Freddy Versluys; (7) Marcel Derdeyn; (8)
Hubert Derdeyn, a.k.a. Huub Onzia; (9) Marc Loy; (10) Ivan Steen; (11) Eric
Pitteljon; (12) ? (13) Johan Brouwers (†); (14) Paul Bracke; (15) Hugo Pauwels.
(*) Waarom die jonge mensen dat toneelstuk niet mochten opvoeren blijft een raadsel. Met zekerheid valt wel te zeggen dat het niet is omdat het niet katholiek genoeg was. Bijna een jaar nadat ik dit stukje post komt het hier⇲ nog eens ter sprake. Wellicht heet het betreffende stuk Stadhuistribulaties, een eenakter van de Roeselaarse pastoor Albert Deman die onder het pseudoniem Lode van Mandel schrijft.
[Dit stukje dateert in oorsprong van 2017. Ik redigeer het in 2024 opnieuw ten behoeve van de FB-groep Bredene Retro.]
1 opmerking:
12 : Vermoedelijk :Christiaen Scharlé ?
Een reactie posten