Dat Georges Simenon de schepper van commissaris Maigret is, weten we
allemaal. Minder bekend is dat twee Maigretverhalen zich in het
vissersmilieu afspelen. In Maigret in de mist wordt
een sluiswachter vermoord. De commissaris gaat aan ‘t werk te midden van
vissers, matrozen en andere mannen van de zee. In Maigret en de kabeljauwvissers
gebeurt de misdaad aan boord van een vissersvaartuig. De waardeloze vangst heeft veel ongelukken veroorzaakt en die
staan allemaal in verband met de aanwezigheid van een vrouw. Ze is ongetwijfeld
een molfiet↗︎. Of toch niet? Maigret vist het voor ons uit
in een milieu dat hem onderdompelt in een ‘ranzige
geur, verstikkend, die niet minderde als men wegging en nog drukkender werd in
het kleine café.’
Naast de politieromans schreef Simenon ook andere verhalen. In een
ervan spelen Oostendse vissers de hoofdrol. Le
clan des Ostendais werd in 1947 uitgegeven en in 1976 als Vlucht uit Oostende vertaald. Maigret beschrijft
in 175 bladzijden hoe de vissers bij de aanvang van de Tweede Wereldoorlog de
stad ontvluchten. Vijf vaartuigen van eenzelfde familie komen in La Rochelle
terecht waar de Oostendenaars met veel achterdocht bekeken worden. Simenon weet waarover hij het heeft. In een brief aan John Gheeraert↗︎ schrijft hij: ‘Je connais bien Ostende. J’étais
Commissaire aux réfugiés belges à La Rochelle lorsque, au 1940, six chalutiers
d’Ostende, avec femmes, enfants et… leurs meubles se sont réfugiés dans le port.
J’ai eu les meilleurs rapports avec eux (…)’.
Simenon concentreert zijn verhaal op het fel gehavende gezin van Omer.
De oorlog eist een zware tol. Het gezin verliest niet alleen een kapitaal aan
schepen, maar ook twee zonen en een schoonzoon. Uiteindelijk slaagt de schipper
erin de overtocht naar Engeland te maken: ‘Maar
Omer lachte niet, glimlachte niet. Dikke Maria was de enige die kon weten dat
het huilen hem nader stond dan het lachen, omdat hij het duur moest betalen die
vrijheid.’
In Het Visserijblad↗︎ staat menig interview waarin
vissers een gelijkaardig verhaal vertellen. In februari 1989 publiceerden we
bijvoorbeeld zo’n vraaggesprek met Alfons Verbiest. (°) Op 19 mei 1940 ontvlucht
de familie Oostende. ‘We waren nog maar pas
buitengaats toen we al een Stuka↗︎ zagen. Een weinig later was er een enorme rookwolk. Toen we de
Trapegeerbank passeerden zagen we een in stukken gebombardeerde torpedojager drijven.’ De daaropvolgende dag wordt aangemeerd in Dieppe: ‘Daar lag heel het dok vol met aan de ene kant Oostendse
garnaalscheepjes en aan de andere kant diepzeetreilers.’ En dan gebeurt het: ‘Opeens zag ik twaalf Duitse
bommenwerpers op ons afkomen. De bommen die voor onze garnaalvloot bestemd
waren misten echter doel en vielen op de kaai. De diepzeetreilers daarentegen
kregen de volle laag. Ik overdrijf niet als ik zeg dat het bassin rood
kleurde van het bloed.’
(°) Alfons Verbiest (°1917 - †2004) was de vader van Werner, oud-klasgenoot van me, zoals uit deze schoolfoto↗︎ blijkt, waar Werner het nummer 35
draagt.
1 opmerking:
Vriendelijk bedankt,Flor Heel intéressant !!!
Een reactie posten