UIT EEN OMVANGRIJKE longlist selecteerde ik de
ex-lieven waarvan ik wist dat ze single gebleven waren en mijn bloed wel konden
drinken. Al die haat wilde ik in vrede omzetten. Ik nodigde hen uit om, naast de kerstboom, bij de feestdis aan te
schuiven.
Eerst wilde ik die kerstboom maagdelijk houden, hoe schoon zijn uwe bladeren, maar
op de valreep ging ik toch een hoop fikfak halen, alles aan minder dan de halve prijs, wegens
alreeds kerstavond.
Ik vergat helaas mijn huissleutel. Daar stond
ik nu te blinken met een doos vol klatergoud en het was al aan het deemsteren⇲.
Met veel moeite klom ik achteraan over de muur. Bleek dat ook de achterdeur op
slot was. Ik schatte de breedte van een ruit, sloeg het glas stuk en wrong me door het raam tot ik … bleef steken. Terwijl ik daar hing, hoorde ik de bel overgaan. Ik wilde roepen, maar was
daar in die houding geenszins toe in staat.
Telkens zich een nieuwe genodigde aanmeldde luisterde
ik naar de bel en daarna naar een resem wrede verwensingen. Ook moest ik voortdurend
aanhoren hoe de dames intens met mijn aldaar achtergelaten doos klinkklank⇲
in de weer waren. En uiteindelijk niets meer: heilige nacht, alles slaapt, eenzaam
wacht. Dat laatste sloeg op mij.
Het was alweer aan ‘t dagen toen de buurman me met
zijn ladder kwam bevrijden. Vanuit diens woning belden we de slotenmaker. Die trok
grote ogen toen hij op de stoep de wraak van mijn genodigden aanschouwde: kapotte
kerstbollen, vertrapt kaarsvet, onthoofde rendieren, engelenhaar alom, leeggespoten
bussen schuimsneeuw, verknipte kerstmutsen, jingle bells all the way …
Toen sprak een stem uit den hoge. Het was John Lennon die me in een soort West-Vlaams Engels zei: 'And so this is Xmas / And what have y’ e nu
were ge-done?' Ik zweer het!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten