Hond — De hond bijt zich vast in mijn
broek. Scheur! Broek aan flarden. Daar lig ik nu met mijn kruis open en bloot.
De hond ziet er een uitnodiging in en bijt in mijn pik. Ik schreeuw het uit,
wat als weerspannigheid geduid wordt. Vier flikken grijpen me vast, lichten me
op en smijten me in de hoek. Daarna verlies ik het bewustzijn. Wanneer ik weer wakker word heb ik het erg koud en ook
een droge mond. Mijn ballen doen pijn, mijn pik doet pijn. In de andere hoek zie
ik de hond die op een kussentje ligt te slapen.
Ticket — In het zelfmoorddorp overnachten
de zelfmoordenaars voor ’t laatst in de plaatselijke B&B. Bij de slager halen
ze hun laatste boudain noir, in de bistro drinken ze hun laatste rode
wijn, bij de bakker kopen ze hun laatste croissant, in de bar-tabac rollen
ze een laatste sigaret en met hun laatste geld betalen ze het ticket voor de
gewisse dood. Het zelfmoordtoerisme draait op volle toeren in dat dorp. Er komt
geen einde aan, want daarna komen nabestaanden er plastic bloemen kopen die ze
op het graf van de afvallige leggen en die de winkelier daar ‘s nachts weer weghaalt.
Blauwalgen — Tijdens de zesde opeenvolgende
hittegolf komen de blauwalgen uit het water. Nadat ze akkers en weiden veroverd
hebben trekken ze in blauwe drommen naar Antwerpen. Daar bedreigen ze niet
alleen de klimaatvluchtelingen die de stad bezet houden, maar ook de
autochtonen die tegen die vluchtelingen hardnekkig weerstand bieden. De
regering komt in spoed bijeen en beslist tot drastische maatregelen over te
gaan. De kerncentrale van Doel, die toch nergens meer voor deugt, wordt tot
ontploffing gebracht. In een straal van tweehonderd kilometer rond Doel wordt
alle leven vernietigd. Alle klimaatvluchtelingen vinden de dood en hun
tegenstanders eveneens. De blauwalgen overleven.
Muur —Terwijl de buren de zinloosheid
van ‘s mans onderneming aanschouwen, werkt Louis onverdroten verder aan een
trap die tot bovenaan de muur loopt. Als hij ermee klaar is, wast hij het stof
uit zijn poriën, trekt zondagse kleren aan, neemt de trap tot boven en springt
in de afgrond, een zekere dood tegemoet. Louis’ lijk ligt nu in ‘t ravijn,
naast de muur die door de dorpelingen Le mur du con genoemd wordt. Ter
herinnering beitelt de steenkapper ’s mans naam in een marmeren plaat die naast
de muur gezet wordt. Toch blijft het bouwwerk Le mur du con heten.
Moment
— Er komt een moment waarop alles wankelt. Dat mag je niet laten passeren. Je
blaast de bruggen op. Je haakt af en vervoegt het reservoir van oude geruchten
over getalenteerde waarzegsters, rijk geworden scharenslijpers die vroeger
kruidenkenners waren en befaamde paardenmenners die nu van ’t oud ijzer leven.
Daar, waar de vrouwen een gevaarlijk goedje stoken en sigaren van zelfgekweekte
tabaksblaren op hun billen rollen, word je een minnaar, een slaaf, een
lustobject, een schandknaap. En op ’t einde schrijf je in één geut dat verhaal
neer en ben je de schrijver geworden die je anders nooit had kunnen zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten