'Elck Zot heeft zijn Marot en tijdverdrijf om spelen' (Joost van den Vondel)
— In wijzerzin, startend bovenaan links: Joris-Carl Huysmans, Graham Greene, Delphine Lecompte, Gerard Reve. — |
Toen De Laatste Pianoman me destijds toevertrouwde dat zijn muziekstijl deze van de Art Nouveau was, zadelde hij me op met een probleem. ’t Waren niet de musici van die tijd, — Fauré, Debussy, Ravel, Satie… — die m'n gemoedstoestand aan 't wankelen brachten, wel hun weerzinwekkende literaire tijdgenoten, zoals de super decadente Joris-Karl Huysmans van wie ik evenwel nuldebotten gelezen had — mijn weerzin was dus nogal instinctief. Daar heb ik intussen iets aan gedaan, ik heb diens A rebours achter de kiezen en een hoop secundaire literatuur, het heeft me, moet ik zeggen, niet tot fan gemaakt.
Merkwaardig is diens evolutie van satanist tot katholiek, hij wordt zelfs oblaat, wat laat uitschijnen dat hij ’t serieus meent. ‘Laat uitschijnen’, want bij schrijvers weet je nooit. Soms is dat katholicisme iets wat hun verhaal dient, niet hun zaligmaking. Sta me toe dat ik u ter zake een en ander openbaar.
Over het katholicisme van Graham Greene heb ik hier eerder al iets geschreven. De man mag auteur van enkele bijzonder krachtige katholieke verhalen zijn, diens geloofsernst wordt door CatholicAuthors.com even krachtig in vraag gesteld. Daar heeft men het over een ‘metafysische mutant even fascinerend als Jekyll en Hyde en misschien wel even futiel.’ Zijn werk lijkt van grote diepte, luidt het, maar dat is slechts schijn. Dieper dan een gracht gaat het niet, alleen camoufleert Greene dat vakkundig met veel troebel water. Aldus de super katholieke criticus over deze super katholieke auteur. Ohlala!
Ook in ons taalgebied hebben we een super katholieke schrijver die in kerkelijke middens vragen oproept. In 1966 treedt Gerard Reve toe tot de kerk van Rome en zijn Mariaverering wordt legendarisch, hij noemt haar ‘de Vierde Persoon Gods’, wat in Rome niet bepaald in goede aarde valt. En wat ze daar ook niet smaken is dat hij God opvoert in de gedaante van een muisgrijze Ezel waarmee hij gaarne de liefde bedrijft.
Delphine Lecompte, mijn Vlaamse lievelingsdichter, presenteert zich in haar poëzie als katholiek. Ze komt God tegen in de wasserette waar Hij zijn sokken en overhemden uit de droogkast haalt. Of ze vraagt Hem of Hij het erg vindt dat ze met een nachtbeugel slaapt. En ze bidt tot Hem, althans als we haar in Smaakwater mogen geloven: Elke ochtend sprak ik met God / Ik vond hem even getalenteerd als Degas, en mooier nog dan paardenbenen. Als je dat zo leest denk je dat ’t maar ‘om te lachen’ is, maar in interviews beweren zowel Reve als Lecompte het tegendeel. Waardoor ik met de vraag blijf zitten: wat is ernst en wat is luim?
Tijd voor een gedachte-experiment. Stel u even voor dat ik een 30-jarige dichter ben en niet de 70-plusser van dit stukje. ’t Is als jongeman dat ik in een gedicht toegang vraag tot het Camelot van koning Arthur om aldaar de rol van hofnar op te nemen. Net als dat nu het geval is verschijnen in mijn poëzie dan symbolen als de marot, de zotskap, het stokpaardje en de uilenspiegel. Maar voor een 30-jarige is dat onvoldoende, op die leeftijd gaat een mens all the way. Ik engageer me in het Hof der prinsen, en kandideer als de potentiële prins Flor I. Op straat begeef ik me alleen nog begeleid door een trommelaar. In publieke performances hou ik omstaanders de uilenspiegel voor en in Aalst trouw ik met een Vuil Jeanet. En in interviews hoort u me overtuigend zeggen dat het me ernst is.
Flor Vandekerckhove
‘Mijn vriendin Delphine Lecompte’ op youtube!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten