maandag 7 april 2025

Lentebloesem


NADAT DE LANDMAN, die diep verscholen in mij huist, met zijn spa het perceel had gespit, met zijn schop de grond had geschopt en met zijn riek het land had geriekt, keek hij trots uit over zijn landerijen en vandaar nog verder, over de verheven boomgaard waarin een zelfbestuivende, laagstammige perelaar, Tjeef genaamd, in bloei stond alsof ’t niets was. Hij haalde een vuile, witte keukenstoel uit ’t kot en ging eens links zitten en dan weer rechts, de beste plaats uitzoekend om, nu dat nog mag van de NATO, van het idyllische, imaginaire landleven op zijn koertje te genieten. (Flor Vandekerckhove)


Lentebloesem is een ‘drabble’, een verhaal van exact honderd Woorden. GESPREKKEN MET POLLEKE is dan weer een e-boek, geschreven in een grensgebied tussen proza en poëzie. Waarbij het de lezer toekomt te oordelen of de schrijver de grens al eens oversteekt. Zoals alle e-boeken van De Lachende Visch is ook GESPREKKEN MET POLLEKE (129 bladzijden) gratis voor elkeen die erom vraagt. Schrijf naar liefkemores@telenet.be (vermeld de titel) en vind het boek meteen in uw mailbox.

zondag 6 april 2025

’t Zijn dingen. Over filosofie


DIT IS EEN boek dat ik nooit zal uitlezen, ik zal ’t niet eens proberen. (°) Net als ik dat met zoveel andere boeken doe, ga ik het mij ten nutte maken door er grasduinend dingen uit te pikken. Die dingen bind ik vast aan dingen die ik elders (°°) vind, en uit al die samengebrachte dingen distilleer ik een eigen ding uitermate geschikt voor internetlezers als ik, lezers die surfen, scrollen en swipen, ‘barbaren’ die het aan de oppervlakte zoeken, waar intellectuelen het in de diepte doen. Dat is mijn schrijversding, dat is mijn stijl, mijn vorm, mijn inhoud, mijn wezen, mijn zijn.
Fluitje van een cent, zeg je, dat is wat De Laatste altijd doet. Toch niet, want dit boek — in ’t Engels, 822 bladzijden — gaat over filosofie, de filosofie van Daniël Bensaïd. In dat boek ga ik, bladerend, op zoek naar wat Bensaïd aan Walter Benjamin bindt, aan Lucien Goldmann en aan Michaël Löwy, wat hem bindt aan en scheidt van Antonio Negri, Alain Badiou en Jacques Derrida en wat hem ten volle scheidt van Louis Althusser. Misschien schrijf ik iets over Blaise Pascal, want daar buigt Bensaïd zich ook over. Je leest het, ‘t Is wel degelijk een uitdaging, een die ik toevoeg aan deze die ik lang geleden begonnen ben en waarbij ik mijn literaire ambitie naar surfende, swipende en scrollende internetlezers breng in handpalmverhalen, drabbles, eenparagraafverhalen, provoverzen, prozagedichten, mini-essays, driezinnenverhalen en oneliners. Net zo wil ik dat nu doen met stukjes die via filosoof Daniel Bensaïd tegemoetkomen aan de opdracht die ik me, blijkens de titel boven deze blog, stel: 'Deze vuurtoren belicht de verdwijnende wereld van een babyboomer/soixantehuitard’, ja, dat was filosoof Daniel Bensaïd (†2010) ook wel, babyboomer en soixantehuitard.
Om bovenstaande, hoogdravende woorden op de valreep weer naar beneden te halen, laat ik mijn vinger langs de boekenplank lopen en stop bij Henry Miller. Ik neem Opus Pistorum (°°°) ter hand — ja, dat lijkt me zeer geschikt om de dingen naar beneden te halen — sla het boek willekeurig open en lees daar: ‘Als jij boven ligt kun je ze week in week uit naaien zonder dat ze nieuwsgierig worden, maar als je een vrouw in het zadel laat zitten begint ze om zich heen te zoeken naar een spiegel.’ 
Flor Vandekerckhove


(°) Darren Roso. Daniel Bensaïd: From the Actuality of the Revolution to the Melancholic Wager. 2024. Haymarket Books. 822 pp. 
(°°) Van Daniel Bensaïd heb ik in mijn kast staan: Les Trotkysmes; Une lente impatience; Éloge de la politique profane; Marx l’Intempestif; Walter Benjamin sentinelle messianique. Over Daniel Bensaïd heb ik ook nog Daniel Bensaïd l’intempestif (onder redactie van François Sabado, luidruchtige tandenpoetser die ik in 1984 in Amsterdam heb leren kennen.)
(°°°) Henry Miller. Opus Pistorum. 1984. Het werk van de molenaar. Uitg. Het spectrum Utrecht/A’pen. 229 pp. Miller schreef Opus Pistorum in 1941 voor een boekhandelaar in Los Angeles, die het onder de toonbank verkocht. Miller kreeg een dollar per bladzijde.

zaterdag 5 april 2025

Hij speelde accordeon in The Sailor

Foto links, van links naar rechts: Marnix Verleene; een ons onbekende accordeonist; Frans 'Neuze' Verleene (†); zoon 'Neuze' Fernand Verleene (†). Deze en gene vult de rij aan: André Hubrechtsen en echtgenote Ginette Deschagt (†). Foto rechts: Jan Lamote meldt dat de man met het rode T-shirt Marco Vereycken is, zaakvoerder van vishandel D.V. in de Vismijnlaan. (Foto’s Jo Clauwaert)


TOEN IK OP ’t einde van maart Dansen in ’t Veegeetje postte, regende het FB-reacties, zeggend dat zoiets vandaag niet meer mogelijk is, wegens de-jeugd-van-heden en de vermaledijde nieuwbouw op de Oostendse Oosteroever, je kent het soort reacties wel. Mijn aandacht werd evenwel getrokken door twee mensen die dat geklaag kordaat tegenspraken. Eén zei dat er in het visserscafé Sailor, a.k.a. de ‘middenclub’, wel nog gedanst wordt, de tweede zei dat de integratie van de nieuwe wijkbewoners daar, in The Sailor, toch wel lijkt te slagen. Jan Lamote bevestigde op FB: 'Sommige nieuwkomers hebben intussen het predicaat 'stamgast' verdiend. En 't is waar dat de synergie tussen klassieke stamgasten en nieuwkomers al eens met een dansje bezegeld wordt.' Wat me niet alleen plezier deed, maar me er ook aan liet denken dat ik nog wel foto’s van die Baelskaai-visserskroeg liggen heb.
De foto’s dateren van september 2010. Ik durf het niet met zekerheid te zeggen, wegens een wankel geheugen, maar ik meen me te herinneren dat de accordeonspeler iemand uit het binnenland is, die met een van de lijnvissersboten in zee ging. Feit is: hij speelde accordeon, dat wil zeggen: op zijn accordeon speelde hij 'Hij speelde accordeon', het instrument, het lied. En wat ook waar is (of juist niet): ‘de tijd vloog er te vlug voorbij, als god in Frankrijk leefden wij’, twee zinnen die ik uit het liedje van Luc Steeno pik.
Ter bevordering van de integratie sluit ik af met een quizvraag. Waarom wordt The Sailor, visserskroeg op de Baelskaai in Oostende, onder vissers ook wel de ‘middenclub’ genoemd. Wie ’t weet heeft kans op een dansje — salsa ! — met waardin Martine (indien niet ernstig, zich onthouden.) 

vrijdag 4 april 2025

Over zwaarden en ploegscharen

Links: de boeg van HMS Vindictive op de oostelijke strekdam van de Oostendse haven. Rechts: het standbeeld Let Us Beat Our Swords into Ploughshares is een geschenk van de Sovjet-Unie aan de Verenigde Naties. Het brons gemaakt door de Sovjet-beeldhouwer Evgeniy Vuchetich, werd in 1959 in het noordelijke tuingedeelte van de Verenigde Naties geplaatst.


Donderdag 3 april — Eb om 12.10. Wanneer ik om twee uur de wandeling aanvat is ’t alweer opkomend tij, maar er rest voldoende tijd om op hard zand te wandelen, over en weer van mijn huis in Bredene naar de oostelijke strekdam in Oostende. Daar verpoos ik een wijl tegen zo’n rotsblok dat de dam bijeenhoudt. Ik lees een stukje A.L. Snijders, mijn lievelingsschrijver, waarin hij een vers citeert, zeggend dat hij dat vers zo goed vindt omdat de vorm de inhoud meesleept. Terwijl ik nadenk of ik dat vers al dan niet aan mijn stukje toevoeg, kijk ik schuin opwaarts naar de strekdam, recht in de ogen van H.M.S. Vindictive, oorlogsresidu dat onverwachts zegt: ‘Weer worden ploegscharen omgesmeed tot zwaarden.’ En ik wist niet eens dat oud-ijzer kon spreken. Thuis zoek ik nog dit Bijbelstukje op: Dan zullen zij hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden en hun speren tot snoeimessen; geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen, en zij zullen de oorlog niet meer leren.’  ’t Zal precies nog niet voor binnenkort zijn.

donderdag 3 april 2025

Wapperen

DE TANDARTSASSISTENTE DRAAGT een openstaand, wapperend schort. Erg professioneel is dat niet, zo’n wapperend schort, ah, de sector is niet meer wat hij geweest is. Ik wacht mijn beurt af. Om de tijd te doden bedenk ik een sportkar, merk MG, een T-model. Aan het stuur zit de onprofessionele tandartsassistente, haar schort wappert in de wind. Ze is op weg naar haar appartement op de Oostendse Oosteroever, naast haar zit een sexy spierbundel. Plotsklaps laat ik de MG-T reddeloos in 't sop wapperen. De oude man die ik ben is in zijn hoofd helaas niet altijd erg menslievend. (Flor Vandekerckhove)


’t Is iets wat ik wel meer wil doen, oudere verhalen weer ter hand nemen. ’t Is in dit geval een drabble geworden — verhaal van exact honderd woorden — en het oudere verhaal, waarvan Wapperen vertrekt, heet ‘Een sportkar van MG’, (2016), daar is 't een apothekersassistente die met d'r schort wappert en dat verhaal telt 370 woorden.
Zo heb ik zelfs weer een boek ter hand genomen, de roman AMANDINE. Ik heb er een e-boek van gemaakt, nog altijd 33 hoofdstukken, 231 bladzijden, meer dan 63.000 woorden. maar dan wel 10.000 woorden korter dan de originele versie van 2012. AMANDINE vertelt het epos van de Oostendse visserij en hoe die geschiedenis het leven van de ik-figuur tot vandaag tekent. Zoals alle e-boeken van De Lachende Visch is ook AMANDINE gratis. Schrijf naar liefkemores@telenet.be⇲ (vermeld de titel, zeg of je een pdf dan wel een epub-versie wilt) en vind het boek meteen in uw mailbox.

woensdag 2 april 2025

Michiel Hendryckx, een buitenhuis in Frankrijk

Een zomeravond in Les Tantes (Foto Michiel Hendryckx)

MIJN GENERATIEGENOTEN Josse De Pauw (°1952) en Michiel Hendryckx (°1951) hebben iets met mij (°1949) gemeen: een buitenhuis in Frankrijk. Over dat van Josse De Pauw schreef ik eerder al in De prijs van de artistieke vrijheid, over ’t mijne postte De Laatste Vuurtorenwachter meer dan vijftig stukjes en over ‘Les tantes’ van Michiel Hendryckx lees ik nu iets in de krant. (°) Ik herken wat Josse en Michiel over hun buitenverblijf zeggen, Josse De Pauw: stilte, afstand, landschap, dorp, bewoners, geschiedenis, mentaliteit, vertraagd leven en vooral ‘ik ben hier zo verschrikkelijk graag.’ Michiel Hendryckx heeft het minder ver gezocht, zijn huis bevindt zich in Montfaucon d’Argonne, ‘een blinde vlek met 350 inwoners in de rechterbovenhoek van Frankrijk.’ Daar rij je in een halve dag naartoe. Michiel: ‘Dit is wat ik hier kom opzoeken. Dit niets. Hier kan ik vluchten voor de moderniteit. Hier kan ik tijdreizen.’
Ik herken veel in wat Guinevere Claeys over Michiel optekent. Dat heeft niet per se met dat buitenverblijf te maken, maar ’t past in mijn zelfopgelegde taak: 'Deze vuurtoren belicht de verdwijnende wereld van een babyboomer/soixantehuitard.’ 
‘Ik heb mijn hele leven lang graag vrouwen gezien, en vaak meerdere tegelijk (…)’ Ja, dat herken ik wel, zo ging dat ‘in onze tijd’. ‘On ne guérit jamais de son enfance’, jamais is veel gezegd, maar een mens worstelt er inderdaad wel mee, en langer dan gewenst; ik herken Hendryckx' passage bij de vrijmetselarij, passage die bij mij kort van duur geweest is; ik herken de voldoening die hij ervaart als er een vervuld leven achter je ligt; ik ervaar de kwetsbaarheid eens je onze leeftijd bereikt. Er zijn ook verschillen: mensen stellen mij zelden teleur, omdat ik geen talent voor vriendschap heb; bij Michiel is dat anders, zijn verhalen over mensen ‘kantelen meermaals van een liefdesverklaring in een teleurstelling. Veel van zijn vriendschappen blijken uiteindelijk gebarsten.’ Iets wat ik niet zolang geleden zelf kon ervaren toen ik hem vertelde over een gemeenschappelijke kennis die van Gent naar Oostende verhuisd was, ja zijn reactie ten aanzien van die mens was heftig. 
Uit ervaring weet ik dat er een groot verschil is tussen een van 76, zoals ik, en een van 74, zoals Michiel. Twee jaar geleden had ik het me niet kunnen voorstellen dat ik m’n huisje in Vabre zou verkopen. Vandaag staat het te koop.
Flor Vandekerckhove

(°) Guinevere Claeys interviewt Michiel Hendryckx: “Nog tien jaar leven, dat zou mooi zijn. Zeker niet langer.” in DSWeekblad, 29 maart 2025. Aanleiding is de expo met werk van Michiel Hendryckx in de Sint-Pietersabdij in Gent. Nog tot 16 november. Er is ook een boek, Schoonheid als verzet, uitgeverij Hannibal Books, 2025. 

dinsdag 1 april 2025

Jan Huyghe, wie leest nu nog een streekroman

 Jan Huyghe in een reportage op de Tsjechische televisie, 1 december 2024. 

ALS UITGEVER VAN Het Visserijblad tekende ik al eens present op plekken waar ook anderen met publicaties leurden, zo ook Jan Huyghe die over vissers en boeren van de Westhoek schreef en dat trouwens nog altijd doet. Na mijn pensionering verloor ik hem ietwat uit het oog, maar niet helemaal, ook De Laatste Vuurtorenwachter heeft wel iets over Huyghe staan: Naar de hooipiete, Over Willem Lanszweert⇲ en De IJzervloed. We schrijven ook naar elkaar, Huyghe en ik, vandaar dat deze post met een briefje eindigt.
Jan Huyghe publiceert vooral non-fictie, zoals de biografie over Lucien Vanneuville. Hij schrijft ook wel verhalen en gedichten, en mocht hij zich aan een roman wagen, zou dat ongetwijfeld een streekroman zijn. Dat komt mij goed uit, in de nasleep van mijn provocatie in Romanschrijvers en hun pretentie(°) wil ik iets over streekromans zeggen. 
Beste Jan,
Al lang vraag ik me af of er geen heimatroman in u schuilt, zozeer zelfs dat ik me tegelijk afvraag of ge ’t al niet gedaan hebt. 'k weet 't, ’t is een genre dat pretentieuze schrijvers neerbuigend van zich af duwen, en zelf doe ik dat ook wel, maar gij moogt u dat niet aantrekken. 
Jan, ’t is niet dat we een nieuwe Ernest Claes nodig hebben, godver neen, één is meer dan genoeg geweest. Komt daar nog bij dat ik vind dat er te veel boeken gemaakt worden, in welk genre ook, en ge begrijpt dat ik mezelf een beetje tegenspreek. Maar als ik zie wat Chris De Stoop vandaag met zo’n streekroman doet, vraag ik me toch af waarom ’t niet meer gedaan wordt, bijvoorbeeld door u.
Ik herinner me mijn kennismaking met het genre. In mijn schooltijd kwam ik danig onder de indruk van Antoon Coolen: ‘Het kan zijn, dat de stormen spoken in de Sint Thomasnachten, en het kan zijn, dat midden in al dat geweld de stilte invalt van een dier zeer vroege avonden, als de ondergaande zon haar grote, rode vuren in de hemel ontsteekt. Dit kan alles zijn, maar nu, die allerlaatste adventsdag en de vigilie van Kerstmis, was het uit de hemel, die heel hoog grijs dicht zat, ineens gaan sneeuwen.’ (°°) Doet het u niet aan de grote Streuvels denken? Ouderwets? Dit is wat De Stoop in Dit is mijn hof(2016) zegt: ‘De natuur moet juist groter zijn dan wijzelf, ons overstijgen, ons wijzen op onze onbeduidendheid. Daarom trekt ze ons aan, fascineert ze ons, krijgt ze betekenis voor ons.’
Allee gauw, nog eentje. In De goede moordenaar (1931) leert Antoon Coolen ons hoe we moeten kijken: ‘(…) aan eenen viersprong van wegen stonden twee hooge canada's en twee hooge wilgen zoo mee zijn vieren bijeen in den trouw der jaren en in hunne standvastigheid. Door hun kruinen woeien alle winden, en in de stormen beefden en sidderden hun stammen van de geweldige innerlijke aandoening.’ 


 (°) Waarop ik al reacties publiceerde van Kris Verdonck, Koen Peeters⇲ en Kathelijn Vervarcke 

 (°°)  Antoon Coolen. De gouden webben (1957) hier in dbnl.

 [Foto hiernaast: Antoon Coolen, heimatschrijver, zo te zien een man van de wereld, toch.]

maandag 31 maart 2025

De toekomst voorspellen

Members van de Staatkundig Gereformeerde Partij. De vrouwen die hun schoenen poetsen zitten thuis.


IN Spelen in de zandbak der Nederlandse politiek (°) vertelt Godfried Bomans over enkele verkiezingsbijeenkomsten die hij in 1971 opzoekt, stuk voor stuk verzamelingen van rare vogels. Een van die partijen heet Staatkundig Gereformeerde Partij. Bomans zoekt hen op in Capelle aan de IJssel, ‘alwaar ik tachtig in zwarte pakken gestoken mannen bijeen vond.’ Waarna hij er tongue in cheek aan toevoegt: ‘Er waren geen vrouwen.’ We bevinden ons in de ‘Bible Belt’, streek waar strenge protestanten ook vandaag nog gedijen en ik weet niet of vrouwen intussen al mogen meedoen. Zo gaat het er in 1971 aan toe: eerst worden psalmen gezongen en na het gebed komt de lijsttrekker aan het woord, een dominee. Bomans fileert het discours van de verschillende sprekers met de droge humor hem eigen, afsluitend met iets waarmee hij de wereldvreemde geestesgesteldheid van de SGP wil illustreren, maar wat vandaag, vreemd genoeg, brandend actueel blijkt te zijn. Het verhaal maakt niet duidelijk wie het zegt, Bomans of een van de members van de SGP, maar het lijkt er wel op daar in 1971 Trump II voorspeld wordt: ’Het is denkbaar dat Amerika dadelijk, in ruil voor bepaalde Russische concessies, uit geldgebrek, innerlijke verdeeldheid of eenvoudig uit moeheid, zijn paraplu over Europa dichtklapt. Nederland schuift dan automatisch binnen het machtsbereik van de Sovjet.’ 1971 !
Flor Vandekerckhove


(°) In Godfried Bomans. In alle ernst. De keuze van Joost Prinsen. 213 pp. Uitg. J.M. Meulenoff. 2021.

zondag 30 maart 2025

Hotel Glibert: zo zie je er geen meer

Foto 1: zijaanzicht van het hotel Glibert in Bredene, hoek Driftweg en August Pedelaannu Peter Benoitlaan. Foto 2: op die hoek bevindt zich nu de villa van wijlen dr. Van den Berghe († 2023). Foto 3 toont de Driftweg en daarmee ook heel de voorgevel van het hotel dat WO II niet overleefd heeft.

ER IS ENIGE onduidelijkheid. In de Inventaris van onroerend erfgoed  zegt men ‘luxehotel’, maar een reclame heeft het hier over ‘familiepension’. Onroerend erfgoed vermeldt drie data, (1908, 1910-1911), wat laat vermoeden dat het hotel in meerdere keren gebouwd werd. Zo ziet het er ook wel uit, als iets wat in diverse stadia tot stand gekomen is.
In een vorige blogpost ging ik op zoek naar de uitbaters ervan, ik kwam toen uit bij  Adrien-Fernand Glibert. Erg zeker daarvan ben ik niet, wel is zeker dat etablissement Glibert niet lang hotel gebleven is, ‘circa 1920’ heet het al sanatorium
In Op zoek naar Glibert van het gelijknamige hotel schreef ik ook dat de sfeer me ietwat aan Harry Potters Zweinstein liet denken, bouwwerk met veel hoeken & kanten en met een opeenstapeling van prullaria. Nu vroeg ik een bevriende architect om er een stijl op te kleven en dit is wat hij zei: ‘Dat soort gebouwen zijn/waren nooit in een zuivere stijl. Om de eenvoudige reden dat ze meestal opgetrokken werden door rijkere bouwheren met meer geld dan smaak. Vaak werden wijzigingen aan ontwerpen toegevoegd op vraag van de bouwheer omdat deze dat mooi vond, zonder de vraag te stellen of de toegevoegde elementen wel passend waren voor de stijl. Mij lijkt het een beetje van dat: volgens mijn aanvoelen een overdaad aan diverse erkers, koepels in allerlei maten en stijlen, dakkapellen in velerlei vormen, rechthoekige ramen en ramen met bogen, houten vakwerk en siermetselwerk, meerdere soorten terrassen, schoorstenen ook niet uniform. Kortom, niet echt stijlzuiver. Als je toch een stijl wilt: Normandische kustarchitectuur. Het gebouw vertegenwoordigt hoe dan ook een bepaalde tijdsgeest, en is dan in dat opzicht wel waardevol, maar stijlvol, neen.’
Flor Vandekerckhove

zaterdag 29 maart 2025

‘Niets bestaat dat niet iets anders aanraakt.’ (Jeroen Brouwers)

www.youtube.com/watch?v=BpIW-4KbGTg


Kiemen en sporen — De eerste zin draagt in zich de kiemen van de tweede. De tweede zin draagt in zich de sporen van de eerste. De derde zin vermengt sporen en kiemen. (Flor Vandekerckhove)


KIEMEN EN SPOREN is een driezinnenverhaal. Mijn oneliners en driezinnenverhalen zijn experimenten in het maken van extreem korte verhalen. In het e-boekje 2HONDERD 3ZINNENVERHALEN & 1LINERS verzamel ik er zo 200. Het boekje heeft als bijkomende plus dat je elke titel kunt aanklikken, de link leidt je dan naar een video waarin het verhaal geïllustreerd wordt en ook te horen/zien valt, 200 YouTube-producties in totaal. EN DAT ALLES IN 1 BOEKJE ! Zoals alle digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch is ook 2HONDERD 3ZINNENVERHALEN & 1LINERS gratis. Mail erom en je bestelling wordt meteen aangepakt/ingepakt door de virtuele juffrouwen van De Weggeefwinkel. (Vermeld de titel: in dit geval ‘200’, dan begrijp ik het wel.): liefkemores@telenet.be.