donderdag 25 april 2024

Wandelen langs een zonsondergang uit de 19de eeuw

Op 24 april 2024 bevind ik me op een klif in Normandië. Daar toon ik je het landschap dat een Hollander zo’n 175 jaar geleden op doek gezet heeft.



WANNEER EXACT hij daar zijn ezel neerpoot, laat zich van dat schilderijniet aflezen, het is ongedateerd, maar dát hij er geweest is, staat buiten kijf. Dat laatste geldt ook voor mij, getuige een foto waarop je me bovenop dezelfde Normandische klif ziet staan. Daar toon ik je ‘t landschap dat Johan Barthold Jongkind (1819-1891) lang geleden op doek zet. Het tableau is een zonsondergang en het dorp heet Saint-Valéry-en-Caux
Tania passeert er op haar wandeling, die start in Veules-les-Roses en — 21 kilometer stappen langs de GR 21 — gaat tot in Contville, waar ik haar opwacht. Intussen zoek ik een plek waar(over) ik kan schrijven, zie me daar staan.
Die Jongkind is een Nederlander die in Frankrijk woont en de reputatie heeft veel te pintelieren, hij is ook een goede schilder. In 1849 haalt een maat hem uit de kroegen van Montmartre weg en neemt hem mee naar de Normandische kusten, wat ons een idee geeft van de periode waarin hij het schilderij maakt.
Jongkind schildert er naar de natuur, zoals zoveel anderen dat daar doen, zo ook zijn maat Eugène Boudin. Jongkind maakt ter plekke aquarellen, in zijn atelier maakt hij daar later schilderijen van — zijn collectie aquarellen is indrukwekkend. De encyclopedie zegt School van Barbizon en voorloper van het Franse impressionisme. Hij mag dan in Frankrijk sterven, ’t is wel in Nederland dat zijn standbeeld staat.
Voilà, wij reizen om te leren, ge weet hoe we zijn.
Flor Vandekerckhove

dinsdag 23 april 2024

Ook alweer twee jaar geleden



VANDAAG is ’t alweer twee jaar geleden dat Arno Charles Ernest Hintjes⇲ — Arno dus — overleden is; ook alweer twee jaar! Die verjaardag passeert niet onopgemerkt, Danny Willems herinnert er op FB aan en er zal elders nog wel 1 en ander zijn, De Laatste Vuurtorenwachter doet het hier op blogger. 
Persoonlijk heb ik Arno niet gekend, de wereld van de pop is niet de mijne, 
R&R-attitude, zoals Frank Vermang me die hier uitlegt, is me vreemd. Wat ik over Arno weet is wat mijn jeugdvriend JP me verteld heeft en later Tania. ’t Is ook met Tania dat ik Arno voor ’t eerst aan ’t werk zie. Eén keer heb ik hem kort gesproken — ik zei toen overtuigend: 'Daar heb je gelijk in.' waarna onze wegen zich scheidden — daar herinner ik aan in Herinneringen aan de Oosteroever. Er zijn nog wel stukjes waarin Arno zijdelings aanwezig is, bijvoorbeeld Reünie van T.C. Matic, waarin ik verwantschap voel wanneer hij zegt: ‘Ik speel geen muziek voor het geld, maar om met mezelf in evenwicht te komen’, iets wat ook voor mij en mijn schrijverij geldt. Arno komt ook ter sprake in Mannen van de nacht en in Dylan ontmoet Ensor in Oostende. Twee stukken maken me toch wel trots: Arno en de intrede van Fantômas in Oostende, waarop Danny Willems enthousiast reageert en vooral mijn antwoord op Arno’s wondermooie Oostende bonsoir, ik zet songtekst en gedicht nog eens naast elkaar.

Elk z’n goedenavond op Youtube: klik hier

[815]

maandag 22 april 2024

Als 't genoeg geweest is

Deze oma kan duidelijk nog even doorgaan. Maar mag ze ook zelf bepalen wanneer ’t genoeg geweest is? (Het beeld komt van de FB-groep Absolument Surréaliste.)


IN een interview zegt CM-topman Luc Van Gorp, een katholieke voorman nochtans, dat mensen die aangeven dat het genoeg geweest is de kans moeten krijgen om hun leven — in katholiek jargon — 'terug te geven'. In gewone mensentaal: ouderen die levensmoe zijn, moeten zelf de keuze krijgen of ze verder willen of niet. Zijn woorden worden hem zwaar aangerekend, hij krijgt er nogal van langs, vooral van andere christelijke voormannen. Die hebben het over ‘een wegwerpmaatschappij’ en over mensen die door onze schuld 'eenzaam wegkwijnen op een kamertje’.
Zelf heb ik m’n ouders zien wegkwijnen op een kamertje, namelijk een kamertje in een katholiek ziekenhuis.’ Of ze verder wilden of niet, werd hun daar uiteraard niet gevraagd, ze hadden zo'n vraag ook niet begrepen, gehersenspoeld als ze waren door een leven onder de hoede van onze moeder de heilige kerk. Ze moesten dus in godsnaam heel de rit uitrijden, wat ik als mensonterend ervaren heb. Vandaar dat ik met recht en reden zeg dat het katholieke weerwerk tegenover de woorden van Luc Van Gorp hypocriet is.
Hoe anders is het einde van Emiel Pauwels. Hij is al in de negentig wanneer hij nog regelmatig op de atletiekpiste gaat oefenen, hij wint als 90-plusser nog een Europees veteranenkampioenschap, zoals je hier zelf kunt zien. Op zijn vierennegentigste wordt bij hem kanker vastgesteld, wel nog operabel. Desondanks maakt Pauwels begin 2014 bekend dat hij euthanasie aanvraagt, het is, zegt hij aan zijn dokters, nu wel genoeg geweest. Op 8 januari geeft hij een afscheidsfeest, op 9 januari sterft hij. Niets wegkwijnen op een kamertje, niets wegwerpmaatschappij. (Heer, verlos onze ouderen van de katholieke indoctrinatie.)
Flor Vandekerckhove

zondag 21 april 2024

De blogger en de literaire markt

Links. Megan Boyles’ beeltenis op een papieren boekkaft: blogster verhuist naar markt. Rechts: ‘The New York Review of Blogs’ bestaat niet.

 

Vandaag gaat in de bib van Bredene ‘thuis aan zee’ door. Daar ontmoet je ‘schrijvers en vertellers die zich lieten inspireren door de zee’. Mij ga je daar niet zien. Ben ik niet thuis aan zee dan? Getuigen niet honderden verhalen/gedichten dat ik me laat inspireren door de zee?  Misschien gaat mijn reputatie me vooraf en weten de organisatoren dat ik liever ga wandelen. Dat laatste is zeker waar, maar er is ook iets anders. ER IS EEN PROBLEEM.


DE AMERIKAANSE Megan Marz stelt in Poets in the Machine een vraag die ook ik stel in Het internet revolutioneert de literatuur…. Of zoals de ondertitel van haar longread luidt: Waarom houdt de literaire wereld het online schrijven nog steeds op afstand? Megan Marz: ‘Ik heb literaire kritiek geschreven voor veel publicaties, en ik heb zelden problemen met het plaatsen van een boekrecensie die ik wil schrijven. Maar geen enkele publicatie toonde interesse in tientallen voorstellen die ik deed met betrekking tot online werk.’
Bloggen bestaat inmiddels dertig jaar. Ook alweer tien jaar geleden zei Robert Silversvan The New York Review of Books in een interview dat blogs de kritische aandacht niet krijgen die ze verdienen: ‘Als je om taal geeft, als je om de gevoeligheid geeft waarmee taal wordt uitgedrukt, en als je om de waarden geeft die ten grondslag liggen aan ons taalgebruik… dan zouden deze media, lijkt mij, in aanmerking moeten komen als onderwerp van kritiek. We lijken aan de rand te staan van een enorme, zich uitbreidende oceaan van woorden, een oceaan die groeit zonder dat er enig kritisch perspectief op wordt uitgeoefend. Voor mij als redacteur lijkt dat een enorme afwezigheid.’ En dit is wat Megan Marz eraan toevoegt: ‘Al dertig jaar gebruiken schrijvers blogs, sociale media en e-mail om dingen te doen met woorden die in boeken moeilijk of onmogelijk zijn. Ze hebben ons ondergedompeld in verhalen die zich nog steeds ontvouwen, persona’s gecreëerd die interactie hebben met lezers (…) Het openbare literatuur-overzicht van de 21e eeuw zit vol gapende gaten waar deze dingen zouden moeten zijn. Het ontbrekende materiaal staat op onze schermen, maar glijdt voorbij met weinig formele erkenning. Hoewel het banaal is geworden om te constateren dat het online leven volledig verweven is met de rest van de wereld, scheidt een denkbeeldig gordijn het online schrijven van de rest van de literatuur. Het is tijd om dat gordijn naar beneden te halen.’ 
Marz geeft een verhelderend voorbeeld. In 2013 beslist Megan Boyle om haar dagelijks bestaan te livebloggen. Ze begint op 17 maart en haar plan is er voor altijd mee door te gaan, dat zou haar kunst zijn. ‘Vijf en een halve maand later hield ze ermee op. In 2018 publiceerde een uitgever wat Boyle had geschreven in Liveblog, roman van meer dan 700 bladzijden. Boyles blogproject had geen recensies gekregen, maar toen het een boek werd, bogen critici zich plotseling over de literaire kwaliteiten ervan, het werd positief beoordeeld [ondermeer in een lange, interessante recensie in Bookforum⇲] en vergeleken met andere serieuze literatuur. Die waardering greep dus pas plaats nadat de ‘kunst’ – het voortschrijden van de blog – uit Boyles project weggehaald was en gecomprimeerd tot een object dat binnen een paar dagen of weken kon worden gelezen.’
Literatuur wordt slechts als dusdanig herkend wanneer een kapitalistische machinerie — mix van producenten (uitgevers), distributeurs (winkeliers) en consumenten (lezers) — zich de tekst toe-eigent, daarin aangevuurd door gecamoufleerde advertenties (recensies) die een aura rond het product creëren. De blog daarentegen komt niet op de markt terecht, een blogger gaat daar niet mee venten. Wie literatuur met de markt vereenzelvigt, toont geen ‘respect’ voor diens kunstwerk, er wordt geen ‘heiligheid aan toegekend, de aura mankeert, een blogger wordt niet tot het literaire veld gerekend.
Flor Vandekerckhove
De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. 
Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

zaterdag 20 april 2024

Ziet u daar de torenvalk nog vliegen?

De spiraalvormige, opwaartse vlucht van de torenvalk, an artist impression of course.

SOMMIGE nieuwbouwappartementen op de Oostendse Oosteroever kijken vlak op Lange Nelle uit. Die vis-à-vis⇲ veroorzaakte in’ t verleden al eens heisa, maar nu de herrie geweken is, wil ik de bewoners van die appartementen een vraag stellen: ziet u daar de torenvalk nog vliegen? 
Toen ik, van 1988 tot 1996, op de hoek van Baelskaai en Vuurtorendok woonde, zag ik de torenvalk haast dagelijks. Ik heb hem daar met succes op een grote muis zien jagen — als ’t al geen kleine rat was. Op z’n mooist was hij wanneer hij omheen de vuurtoren cirkelend van beneden helemaal tot boven vloog, waar hij zich in een raamgat nestelde, iets wat ik haast dagelijks te zien kreeg. Die opwaartse spiraal was zo indrukwekkend dat ik nu, zoveel jaren later, op mijn wandelingen nog altijd aandachtig naar de vuurtoren kijk, in de hoop het nog eens te mogen meemaken, tot nu toe vergeefs. Vandaar mijn vraag aan de bewoners: ziet u daar de torenvalk nog vliegen? Niet dezelfde natuurlijk, dat weet ik ook wel, maar diens nichtje of een achterkleinkind…

Op een dag stonden we oog in oog, de torenvalk en ik, dat ging zo. 
Met een inspecteur mocht ik mee de draaitrap op, tot boven in de toren. Onderweg passeerde ik het raamgat waar de torenvalk aan ’t suffen was. Een kort moment keken we elkaar recht in d’ ogen. We schrokken beiden, maar hij toch meer dan ik. Fladderend haastte hij zich uit de voeten en ik bleef gelukkig staan op mijn voeten, want onder mij was ’t meer dan 300 treden diep.
Nog ’n toemaatje. In 2020 schreef ik een gedicht waarin ‘mijn’ torenvalk een plaats kreeg, want ja, waarde bewoners van de Oosteroever, die vuurtoren en alles wat errond gebeurt, is voor ons altijd al een bron van inspiratie geweest. En ik hoop voor u hetzelfde. Kijk eens naar Mijn laatste internetaankoop.
[386]

vrijdag 19 april 2024

Waarom ik mijn ziel aan de duivel verkoop

FAUST is een van de 200 oefeningen die ik in dat genre aan ’t maken ben. ’t Zijn experimenten in het schrijven van extreem korte verhalen, in een stijl die ervan uitgaat dat internetlezers een extreem korte spanningsboog hebben. ’t Zijn, zoals gezegd, oefeningen. Vergelijk het met de toonladders van de pianist, het schetsboek van de tekenaar, de kleiwerkjes van de beeldhouwer… We doen het om de stiel in de vingers te houden. Op ’t einde van de declamatie geeft de drummer van GarageBand er een lap op. Klik op onderstaande YouTube-video, kijk en luister! 


www.youtube.com/watch?v=IqXXTB_ZRDY

[351]


Faust — Dit is wat ik beoog: elke dag een verhaal. Er ligt alweer iets klaar, een verhaal waarin ik mijn ziel aan de duivel verkoop. In ruil geeft de duivel me de kracht om elke dag een verhaal te schrijven. (Flor Vandekerckhove) 
Mijn jongste publicatie is een e-boek dat 200 verhalen bundelt. ’t Zijn extreem korte verhalen, soms drie lijnen, soms maar één; speciaal geschreven voor internetlezers waarvan men zegt dat ze een korte spanningsboog hebben, ’t is dus echte internetliteratuur. Meer: elk van die verhalen kan ‘getagd’ worden, aangeklikt. Wie dat doet komt op m’n YouTubekanaal terecht, waar ik dat verhaal voorlees, declamatie die ik lardeer met beelden en muziek. Eerder had ik al iets soortgelijks gedaan met Gauw!, waarin ik over mijn kindertijd vertel, in dat boek krijgt elk hoofdstuk een tag die de lezer desgewenst naar een muziekje uit het aldaar besproken jaar leidt.
De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel: in dit geval ‘200’, dan begrijp ik het wel.): liefkemores@telenet.be.

donderdag 18 april 2024

Hoe mateloos irritant is toch die betweterige Mia Doornaert

Links: barones Mia Doornaert, nu ook ‘onafhankelijk expert in poëzie.’


MIA DOORNAERT heeft ongetwijfeld kwaliteiten, zo kan ze tegelijkertijd op mijn lachspieren werken en op mijn zenuwen. Sterk! Deze keer gaat ze tekeer tegen Robrecht Vanderbeeken. (°) Ik ken die mens niet, maar weet meteen dat Mia hem te gronde zal richten, hij is namelijk, zegt ze inleidend, een ‘linkse filosoof en vakbondsman’. En ja, alles aan die Vanderbeeken is fout. Ik verneem van Mia dat hij een cultuurwereld voorstaat die slaafs in de pas van een links dogma loopt, van een taalpolitie, van een boycot (alias cancelcultuur) van foutgelovigen, alsmede van preventieve verdachtmakingen. Niet alleen is Vanderbeeken fout, hij publiceert ook nog eens bij een foute uitgeverij, wat haar aan Camus en Sartre laat denken, wellicht omdat ze nog een beetje plaats over had. Tot zover mijn lachspieren.
En nu mijn ergernis.
Om haar gelijk te staven haalt ze een gedicht aan — ze schrijft ‘gedicht’, tussen aanhalingstekens — van de gewezen Antwerpse stadsdichteres Ruth Lasters, dat
 aldaar in 2022 werd afgewezen door een N-VA-schepen. Ik schreef erover in ‘Een woke waart door Europa’ en zei toen: ‘Literatuur cancelen is zo rechts! ’t Is zo rechts dat het aan het woke-activisme ontsnapt en, zoals in Amerika, in handen van extreem conservatieven terechtkomt. In Vlaanderen loopt het nog zo’n vaart niet, maar dit komt toch al in de buurt: op 1 september 2022 stapt de Antwerpse stadsdichter Ruth Lasters in protest op, omdat de N-VA-schepen haar gedicht (in samenwerking met haar leerlingen) over elitair onderwijs weigert.' Barones Doornaert over dat gedicht: ’Tja ‘Losgeld’ was een politiek correct pamfletje dat ze samen met enkele leerlingen had geschreven, en dat net zo goed door ChatGPT bedacht had kunnen zijn.’ Of Lasters’ gedicht evengoed door ChatGPT geschreven kon worden, valt na te gaan, u kunt het hier, op de site van uitgeverij Van Oorschot lezen. Neen, ik zie ChatGPT dat nog niet doen. Zo’n column van Mia Doornaert daarentegen…


(°) Mia Doornaert. Hoe mateloos irritant zijn toch die betweters van links. In DS, 8 april 2024.

De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis.
Mail erom (
en vermeld de titel)liefkemores@telenet.be.

woensdag 17 april 2024

In memoriam Jean Pierre Beirens (19.08.1949 - †25.03.2024)

Jean Pierre Beirens, oud-leerling van het vijfde studiejaar, omcirkeld op de schoolfoto.
Meer namen van leerlingen vind je hier.



LEEFTIJDSGENOTEN, levend in dezelfde wijk en oud-klasmakkers. Ik was inmiddels met pensioen, hij nog niet, hij volhardde in de arbeid en die bestond erin dat hij de bazartraditie van Bredene-Duinen voortzette in een winkel waar hij prullaria verkocht, ’t zij voor ‘t strand, ’t zij voor de kerstboom. Telkens ik, terugkerend van een wandeling, zijn winkel passeerde, was er wel tijd voor een babbel van het genre ‘hoe gaat het met deze en hoe gaat het met gene.’ Winkelier was hij niet van beroep, Jean Pierre Beirens was coiffeur, net als zijn vader dat voor hem geweest was. Winkelier werd Jean Pierre nadat zijn dochter de kapperszaak had overgenomen.
Uiteindelijk deed hij het toch, met pensioen gaan, maar lang heeft hij daar niet van genoten. Toen ik hem, alweer een paar jaar geleden, voor ’t laatst zag, zat hij in een rolstoel die zijn echtgenote, Josiane Anthierens, voortduwde. Infarct. Verlamming. Ook omdat die rolstoel thuis technische problemen opleverde, resideerde Jean Pierre voortaan in woonzorgcentrum De duinpieper.

Begin dit jaar loop ik Josiane tegen 't lijf en vraag haar hoe het ermee gaat. Kommer en kwel. Ik zeg dat ik Jean Pierre in de lente eens zal opzoeken, zij zegt dat hij dat wel zou appreciëren. Ook omdat ik hem het overlijden van onze oud-klasmakker JP Boentges wil meedelen, trotseer ik op 16 april voorjaarsbuien/windstoten en trek naar de Opex. 
In De Duinpieper informeer ik naar zijn kamer. De verpleegkundige weet me te zeggen dat Beirens overleden is, drie weken geleden al. Ik weer naar huis. Daar zoek ik op 't internet naar het overlijdensbericht: ‘Jean Pierre heeft ervoor gekozen om zijn lichaam te schenken aan de medische wetenschap.’ Respect!
Flor Vandekerckhove

maandag 15 april 2024

In memoriam Jean-Pierre — JP — Boentges (°11.08.1949 - †12.04.2024)

Jean-Pierre Boentges (°1949—†2024). Met dank aan Annie Boedt voor 't gebruik van de foto ©.


ZOPAS belde Lieve me om me het overlijden mee te delen van Jean-Pierre Boentges, haar vake. JP (°11.08.1949) stierf in de nacht van vrijdag 12 april, na een kort ziekbed. Amper 11 maand geleden stierf ook Rita Van Laethem, JP’s echtgenote.
JP is een jeugdvriend. We deelden een rebelse geest die ons als vijftien-, zestienjarigen al eens naar de kunstenaarskroeg Chèvre Folle in Oostende bracht, waar we Provo hoopten aan te treffen. Zelf denk ik graag aan die dag in 1967 toen we samen een assemblage (zie foto's) maakten, wat ons de eerste prijs van een popartwedstrijd opleverde, alsmede de toorn van onze vaders. Ook herinner ik me dat JP als jonge tiener in een jeugdclubblaadje een artikel pleegde, waarin hij toppoliticus Joseph Luns aanviel, die neerbuigend over een abstract schilderij zei dat hij zoiets zelf ook wel kon maken. [Oude en oud-makkers, ik ben nog altijd op zoek naar dat exemplaar van ’t Korreltje, met JP’s stukje.]
Popart was voor JP maar een zijstapje, zijn specialiteit werd popmuziek, waar hij al gauw alles over wist. Ik ben hem niet gevolgd, toch is JP daarin voor mij belangrijk geweest, me lerend dat er naast de mainstream ook ‘andere’ waardevolle culturen bestaan en dat het vervullend kan zijn je daarvoor open te stellen. 
JP beleefde pop niet alleen als luisteraar en collectioneur, maar ook als beoefenaar achter de draaitafel. Over zijn eerste stappen terzake vertelde hij me in een in memoriam Marcel Van Paemel, ook een jeugdvriend, ook een deejee: ‘In die tijd was Bredene ’s winters niet veel meer dan een negorij, maar in de zomer bruiste de duinenwijk als een stad. Het nachtleven werd er aangevuurd door een rist dancings met legendarische namen: Cosmo, King, Djinn…  Over die tijd vertelt Jean-Pierre Boentges nog altijd met zichtbaar genoegen: “Ik werd dj in de Cosmo en toen ik door de concurrentie van de King weggekaapt werd, nam Marcel er mijn plaats in. Er is een vriendschap uit gegroeid die een leven lang stand kon houden”.’
In Mannen van de nacht laat ik Gilles Deleux aan ’t woord — biograaf van Arno — die over JP’s betrokkenheid bij de Oostendse rockscene vertelt. Die betrokkenheid is al in de jaren zestig intens. Deleux: Op het einde van de jaren '60 heeft Jean-Pierre Boentges, alias JP, postgevat achter de draaitafels van een van de vele dancings in de Langestraat, de Djinn. Hij werkt ook in een dancing met dezelfde naam en eigenaar in Blankenberge. JP is een zachtmoedige, rare snuiter. Heel Oostende kent hem vanwege zijn encyclopedische muziekkennis. Hij is maniakaal met muziek bezig en trekt ettelijke malen per maand naar Londen om er platen te kopen, die hij in de vroege uurtjes draait als de toeristen weg zijn en alleen de kenners nog blijven. Onder hen Paul Couter. Ze praten veel over muziek en raken bevriend. En van het een komt het ander. JP is eigenaar van een Simca 1000 en weldra wordt hij gebombardeerd tot tour manager van de groep. Hij krijgt ook de taak om voor optredens voor het duo te zorgen. “In het begin hadden Paul en Arno nog geen manager. Ik had toen niets te doen en ik heb een stencil gemaakt met foto's en die mailing heb ik naar alle jeugdclubs aan de kust gestuurd.”’
JP is in Oostende tot op hoge leeftijd een gewaardeerde deejee gebleven, iets waarop hij bijzonder trots was. Hij zei me: ik kan niet zingen, ik ken geen noot muziek, ik kan geen enkele instrument bespelen, maar ik sta desondanks midden in de Oostendse rockscene.’ De uitbaters van de Oostendse music bar Lafayete⇲ schrijven: ‘Met grote droefheid melden wij een einde van een tijdperk. Vrijdag is 'JP', the Legend, de grootste muzikale vormgever van Lafayete overleden. De mooie herinneringen blijven. Voor altijd in ons hart.'
Ik zag JP voor ’t laatst toen hij me het overlijden van Rita, zijn levensgezellin, kwam meedelen. De laatste foto van ons samen dateert van 31 december 2022, toen zaten we op een bank te ouwehoeren, talkin’ bout my generation natuurlijk: klik hier.

Mijmeren onder de boeg van de Vindictive

Dagelijks — als ’t niet regent en ik niet te lui ben — wandel ik doorheen de branding tot aan de Oostendse vuurtoren en terug.


KIJK, dit is wat ik nu dagelijks doe: startend aan het Dunegat van Bredene waad ik in de branding over en weer naar Lange Nelle in Oostende, twee keer veertig minuten. En nu moogt ge me tegenspreken, maar door de branding waden is van ’t prettigste wat er is. Iedereen doet ’t ook graag: honden, kleine mensen, grote mensen, jonge mensen, oude mensen, oligarchen, armoedzaaiers, hipsters, trezebezen… ’t Kan haast niet anders of dat het gezond is… En inspirerend is 't ook: The Spirituals maakten er muziek van en zelf heeft het me al menig keer geïnspireerd: in oneliners als De winter uitwaden en De ware waders; ook in een driezinnenverhaal dat gewoon Waden heet; in een kort verhaal als De vuurtorenwatcher; in een mini-essay: Op zoek naar het vuurtorengevoel; in een vignet als Kent u het vuurtorengevoel; in kwatrijnen als De mij resterende taak; en last but not least in het enige liefdesgedicht dat ik ooit schreef: De ontmoeting met de einder.
Ge ziet, naar de vuurtoren trekken is op zichzelf al inspirerend, wadend of niet, vraag het maar aan Virginia Woolf (Naar de vuurtoren, 1927), Jeanette Winterson (Vuurtorenwachter, 2004), Joyce Carol Oates (Poe posthumus; or the light-house, in haar bundel Wild nights!), Jules Verne (Le Phare du Bout du Monde); een crime van PD James (De vuurtoren, 2005)… Mijn lijst is verre van volledig, ge kunt een bibliotheek vullen met alleen maar vuurtorens, zo zijn ook de eilandverhalen van Boudewijn Büch al eens verhalen over vuurtorens. 
Van aan de oostelijke strekdam van de Oostendse haven keer ik weer naar huis, maar eerst pleeg ik daar een wijl te verpozen. Daar zit ik dan, tegen een rotsblok leunend, van zon, zee, zilt en zand te genieten. Wat me dit jaar opvalt is dat ge daar veel Russisch hoort spreken. Daar denk ik dan een beetje over na, gezeten onder de oorspronkelijke boeg van de Vindictive die hoog boven me uittorent. In De Laatste Vuurtorenwachter staat de geschiedenis van dat schip en in ’t Russisch luidt de eerste zin ervan, За время Первой мировой войны 320 подводными лодками было проведено 3274 операции. Wie ’t liever in ‘t Nederlands leest, klikt hier.

 De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel: in dit geval ‘200’, dan begrijp ik het wel.): liefkemores@telenet.be.