vrijdag 17 januari 2025

Russen in Le Havre

Over de Jardins suspendus in Le Havre postte ik in december al een stukje. Die tuinen bevinden zich in een oud fort. Op 15 januari zet ik Tania daar weer af, ze vat er een voettocht aan naar Honfleur. Tegen de tijd dat ik haar daar oppik, heeft ze 29,2 kilometer in de kuiten. Op de foto merk je dat ik er een beetje getekend uitzie, hoe dat komt, staat onderaan de post.

DE MIST LAAT alleen het monotone geklaag van de misthoorn passeren. Ik denk aan nachten uit mijn kindertijd: misthoorn klaagt, brulboei brult, belboei belt, en daarachter altijd weer de zee die zich nergens iets van aantrekt, De Zee, de Zee, zoals Willem Kloos mooi verwoordt, klotst voort in eindeloze deining. Zo was dat toen in Bredene, zo is het nu in Le Havre. 
Tania stapt dwars door de mist en tegelijk dwars door de stad, op naar de Pont de Normandie. Daar ziet ze wel een beetje tegenop, hoogtevrees. Ook ik vrees die hoge brug, waar ik straks overheen zal rijden — op mijn leeftijd vrees je alles.
Eerst bezoek ik nog het fort. In het kruitmagazijn laat ik me imponeren door Russen die ter entertainment een muzikale avond presenteren. De prent verschijnt op 8 september 1855 in een tijdschrift, ik zie een enthousiast Frans publiek, onder indruk van zingende en musicerende Russen, ik herken de balalaika. Die Russen zijn daar nochtans niet voor de fun, ’t zijn krijgsgevangenen, Russische soldaten opgepakt tijdens de Krimoorlog. (Ik heb het moeten opzoeken, 'Krimoorlog', enkele deelnemende landen zeiden me ook al niets, ik vermeld ze onder dit stukje.) 
In Le Havre moeten de krijgsgevangenen helpen bij de bouw van ’t fort. De stadsbewoners spreken zoveel over die Russen, en vooral over hun muzikale kunnen, dat men daar later denkt dat zij heel dat fort gebouwd hebben. De bouw duurt nochtans vier jaar, de Russen helpen maar een maand. Nu moet ik iets schrijven over de transformerende kracht van muziek, maar er schiet me niet meteen iets te binnen. 
Ik keer terug naar de auto, in mijn geestesoor klinkt leuk getokkel op een balalaika. Dan neemt de mishoorn het weer over. Tegen de tijd dat ik bij de auto kom, ben ik onherkenbaar veranderd, want Wie lang door mist loopt, krijgt / engelenhaar en de wenkbrauwen van God, dicht Robin Hannelore.

[*] Krimoorlog⇲ (in het kruitmagazijn staat dat die doorging tussen 1852-1854, Wikipedia vermeldt 1853-1856): de Russische tsaar versus een alliantie van Britten, het Ottomaanse rijk⇲, koninkrijk Sardinië⇲ en Frankrijk. De Russen verliezen. 

dinsdag 14 januari 2025

Rechtervoet


‘De dag voor Kerstmis vonden wandelaars een rechtervoet op het strand van Oostende. Van wie de voet afkomstig is, is een raadsel. “Wij hebben meer dan honderd dossiers openstaan van ongeïdentificeerde lichaamsdelen.”’ ’t Staat op vrijdag 27 december in de krant. 
Mij doet het denken aan wijlen Chris Stuyts, oud-schoolmakker uit Bredene. In Gevaert Fotoclub Bredene herinnert Pierre de Maeyer zich diens trieste einde: 'Chris Stuyts was een ervaren zeiler. Hij is voor de Engelse kust, in stormweer, overboord geslagen, terwijl iedereen onderdeks zat. Niemand heeft het zien gebeuren. Plots was hij weg. Zijn echtgenote is hem dan na anderhalf jaar of meer gaan identificeren in Engeland. Was hij het of niet? Maar hij was nu officieel overleden, niet langer vermist. Zo kwam er een einde aan haar financiële moeilijke periode, de verzekeringspremie werd uitbetaald.’
Aangespoelde lichaamsdelen zijn vaste kost in de verhalen van wie aan zee woont. Ik herinner me zo’n verhaal uit mijn kindertijd. Een kennis was bij ’t garnaalkruien in zee verdwenen. Vele weken later spoelde een laars aan, met daarin ook het been… dat door de weduwe herkend werd als zijnde dat van haar vermiste echtgenoot. Mij inspireerde het zestig jaar later tot Twee versies, een handpalmverhaal.
Flor Vandekerckhove

maandag 13 januari 2025

Nog een keer over de witte walvis



AAN MIJ gaat geen groot lezer verloren, romans heb ik nooit graag gelezen en nu lees ik er zelfs géén meer. Toch is er een literair monument uit het romangenre dat mijn leven gekleurd heeft, Moby Dick.(°) Dat boek heb ik twee keer gelezen, de eerste keer met een half oog, de tweede keer in soortement 'close reading', ik denk tussen 2008 en 2015. 
Toen ik het boek voor ’t eerst ter hand nam, was ik al uitgever van Het Visserijblad. In die tijd vond ik het mijn plicht om belangrijke vissersromans tot mij te nemen. Ik beet me in het genre vast en schreef erover in artikels die eerst in Het Visserijblad terechtkwamen en later op ’t internet: Vissers in de literaire vijver, Woeste golven, trillende pennen. 
Aan Moby Dick viel voor mij niet te ontkomen. Maar ik beken: ’t was een corvee! Hoelang ben ik met dat boek niet bezig geweest? Zo lang dat ik het me nu, gezien mijn leeftijd, niet meer zou kunnen permitteren, ik leef niet lang genoeg meer om 't einde te halen. 
Ik heb het boek destijds op papier gelezen, maar de digitale wereld heeft me flink geholpen. Genius, site die zich normaliter over songteksten buigt, wijst hoofdstuk na hoofdstuk op details die me in de eerst lezing ontgaan waren en die me de tweede keer lieten zien hoe indrukwekkend dat boek toch is: dat het verhaal Amerikaanse gothic is bijvoorbeeld, dat kapitein Ahab ons de verwerpelijke kanten van een moderne manager toont bijvoorbeeld, dat de mens die zich Ismaël laat noemen een schrijver zoals ik is bijvoorbeeld. Tegen die tijd was ik er ook achter gekomen dat CLR James, een geestesgenoot van me, een essay over het boek geschreven had (°°) en dat essay leerde me een kwalijke kant van mezelf kennen, waardoor ik de Moby Dick uiteindelijk erg verrijkt kon dichtslaan, zozeer zelfs dat geen ander boek dat ooit in die mate gedaan heeft.
Flor Vandekerckhove

(°) Herman Melville, Moby Dick. 1851. Nieuwe Nederlandse vertaling van Barber van de Pol. 2008. Uitg. Amsterdam, Atheneum – Polk & van Gennep. 604 ps. ISBN 978 90 253 6351 2 /NUR 302. In ’t Engels is het boek hier online te lezen
(°°) CLR James. Mariners, Renegates & Castaways, The Story of Herman Melville and the World We Live In. 1953. Nieuwe uitgave (2001). Uitg.: Dartmouth College Press. ISBN13: 978-1-58465-094-2. 182 ps.

zaterdag 11 januari 2025

Er is zoveel wat ik niet weet

In wijzerzin, startend bovenaan links. 1. Grand hotel Cosmopolite, op de hoek van Kapellestraat en Gentstraat. 2. Een jongere foto van de Kapellestraat met links de heropbouw van de Cosmopolite, alleen de benedenverdieping is klaar. 3. Foto van het ontluikende toerisme in Bredene Duinen. De pijl toont In Den Meiboom - hotel Blanckaert Th., met twee bovenverdiepingen en zadeldak. 4. De jongere foto van de Kapellestraat toont rechts ook De Meiboom (café-restaurant van Vanwanzeele), met alleen maar benedenverdieping en plat dak.

DOORDAT TANIA af en toe in Normandië wandelt en ik haar afzet/ophaal, stoot ik er al eens op oorlogsherinneringen. Zo vernam ik in Saint-Lô iets over een vreselijke oorlogsdaad: ‘Op 6 juni 1944, dag van de landing in Normandië, werd Saint-Lô platgebombardeerd door de geallieerden. Want de Duitsers stuurden versterkingen en die moesten afgeremd worden. Er vielen 350 tot 500 doden, velen werden nooit gevonden of herkend.’… En in Le Havre vernam ik dit: ‘Op 5 september 1944 dienden de geallieerden zich aan (…) meer dan 5.000 ton aan bommen en 200.000 ton aan fosfor. De stad werd voor meer dan 90% weggevaagd en ruim 3.000 mensen vonden de dood. 80.000 mensen waren op slag dakloos.’
Ah, er is zoveel wat ik niet weet. Ik bekijk een foto van de Kapellestraat in Bredene, thans Kapelstraat, en vraag me af wanneer die gemaakt werd. De postkaart toont een parkje in aanleg, er staan haagscheutjes, ik zie zomerse kledij, mensen zitten op bankjes, ze keuvelen en genieten van zacht zomerweer. Aan de overkant zie ik huizen die ik gekend heb: pension l’Aurore bijvoorbeeld, op de hoek van Kapelle- en Gentstraat… Aan de overkant van die hoek valt me de Cosmopolite op, ‘de Cosmo’, met alleen maar een benedenverdieping. Aan de andere kant van de postkaart valt me dan weer een gelijkvloers De Meiboom op.
En nu de vragen. Werd die postkaartfoto kort na de Tweede Wereldoorlog gemaakt? 1946? Toont die foto me de heropbouw? Wat is er met het indrukwekkende, vooroorlogse Grand Hotel Cosmopolite gebeurd, majestueus gebouw dat ikzelf nooit gekend heb? En met In Den Meiboom dat in den beginne twee bovenverdiepingen had en een zadeldak. Werden die oorspronkelijke gebouwen afgebroken?  Werden ze tijdens de oorlog kapotgeschoten? Gebombardeerd? Wie bombardeerde? En waarom? 
Feit is dat er in 1941 bommen op Bredene vielen, brandbommen, José Boncquet werd door zo’n bombardement verbrand en stierf 'in pijnlijke omstandigheden, ten gevolge van moordend oorlogstuig.' Vielen er op die dag in Bredene nóg slachtoffers, bestaat daar desgevallend een lijst van? Is dat één keer gebeurd, zo’n bombardement, meer dan eens, was ’t schering en inslag? Hadden de bommenwerpers het speciaal op de Kapellestraat gemunt? Werd dat bombardement of werden die bombardementen ooit door iemand beschreven en werd dat beschrevene ook ergens gepubliceerd? 
Onlangs had ik een leuke ontmoeting met Josée Boncquet, genoemd naar haar overleden zuster. Ze vertelde me dat wijkbewoners in de crypte van de kerk (in opbouw) gingen schuilen tijdens zo’n bombardementen. Bestaan daar geschreven getuigenissen van? Foto’s?
Flor Vandekerckhove

Jacques Deroo deelde me in een reactie mee wat hij ervan weet. Voor wat betreft grand hotel Cosmopolite: op 6 september 1944 trokken de Duitsers zich terug en lieten ze in Bredene heel wat ontploffen. Op dit hotel en ook op de Esperance hadden de Duitsers een platvorm op het dak gegoten en een kanon geplaatst. Ze lieten die platformen ontploffen, waardoor die twee hotels volledig vernield werden. Die avond vielen er slechts twee doden omdat de Duitsers de bevolking verwittigd hadden. Direct na de oorlog is Cosmopolite begonnen met de heropbouw. Hotel Espérance niet en die hoek zou nog vele jaren in puin blijven liggen. Over De Meiboom (hotel Theo Blanckaert): Die bouw kwam er al vóór de Koninklijke Baan werd aangelegd, we schrijven 1902. Op 6 september '44 lieten de Duitsers ook de munitieopslagbunkers voor De Meiboom ontploffen, waardoor bijna alle huizen tussen Zeelaan en tot bijna aan 't kapelletje zeer zwaar beschadigd werden, dus ook De Meiboom. Over schuilkelders: tijdens de oorlog konden buurtbewoners schuilen in bunker op de hoek van Duinenstraat en Golfstraat en inderdaad ook in de crypte van de kerk.
Vele steden werden nutteloos gebombardeerd, zie mijn bijdrage in het jaarboek Ter Cuere 2024 nav 80 jaar bevrijding van Bredene.

vrijdag 10 januari 2025

Waartegen George Orwell waarschuwt

‘Notities over nationalisme (°) is een essay uit 1945 van George Orwell. Hij schrijft het voor het eerste nummer van Polemic, tijdschrift van oud-Spanje-strijder en ex-communist Hugh Slater. Sinds 2021 is er een Nederlandse vertaling, opgenomen in ‘Tegen totalitarisme. Essays over politiek en literatuur’. In 2023 wordt het essay opnieuw in 't Nederlands uitgegeven, deze keer met een lange inleiding van Bas Heijne.
Nationalisme is voor Orwell een containerbegrip, omvattend de ‘neiging om alles om je heen enkel in het licht van je overtuigingen te plaatsen.’ En verder: ‘(…) nationalisme zoals Orwell het bedoelt erkent geen uitwisseling van argumenten, alleen overwinningen en vernederingen. (…)’ Over wat hij ermee bedoelt, zegt Orwell zelf: ‘Nationalisme in de brede zin waarin ik het woord begrijp, omvat ook bewegingen en neigingen als het communisme, politiek katholicisme, zionisme, antisemitisme, trotskisme en pacifisme.’ Dat hij trotskisme uitdrukkelijk in zijn lijstje opneemt, verder nog meermaals vermeldt en ook uitgebreid kadert, stelt mij, oude trotskist, in staat om het essay te recenseren zoals geen ander.
Zo. Kent het trotskisme ‘geen uitwisseling van argumenten’? Laat het me aanvechten (vrees niet, ik zal ’t straks ook beamen.) Trotski maakt inderdaad dwingende analyses, maar er zijn meteen trotskisten die hem tegenspreken, over de aard van de Sovjet-Unie bijvoorbeeld, zij hebben het over 'staatskapitalisme' en over de bureaucratie als nieuwe klasse; de door Trotski opgerichte Vierde Internationale kent meteen trotskistische tegenstanders die daar niet aan meedoen; de POUM werd in Spanje door iedereen trotskistisch genoemd, behalve door trotskisten; tactieken van partijopbouw vinden in het trotskisme altijd tegenstanders; vandaag zijn er in Frankrijk trotskisten in La France insoumise actief en ook daarbuiten; trotskisme garandeert ‘tendensrecht’, wat toelaat van mening te verschillen en wat — meer dan in welke politieke 'neiging' ook — zichtbaar maakt dat er onenigheid is. 
Dit gezegd zijnde: wat Orwell schrijft, is ook wel waar. Dat begint al bij naamgever Leon Trotski. In 1959 publiceert Max Eastman een boek met herinneringen aan beroemdheden waarmee hij te maken kreeg, Great Companions (°°), waarin ook Problems of Friendship with Trotsky. In 1932 is die Eastman twaalf dagen in Prinkipo, ten huize van de uit Rusland verbannen revolutionair. Hij kiest de kant van Trotski, wat niet wil zeggen dat hij hem in alles gelijk geeft. Hij is bijvoorbeeld van mening dat het marxisme een verwerpelijk theologisch kantje heeft. Daar moet je bij Trotski niet mee afkomen. Eastman: ‘(…) Terwijl we over dialectiek aan het discussiëren waren, ontstond er grote spanning. Het bloed klopte in Trotski’s keel en hij liep rood aan; hij was razend.’ Over Trotski’s persoonlijkheid: ‘Hij leeft instinctief in een wereld waarin andere personen (behalve in de massa, of als klassen) niet meetellen. (…) Er is in dit geen opschepperij of ijdelheid, geen preoccupatie met zichzelf. Trotski is gepreoccupeerd met ideeën en de wereld, maar hé, het zijn zijn ideeën en zijn visie op de wereld. Mensen die Trotski dus niet verafgoden, gaan weg met het gevoel dat ze gekleineerd worden. Of ze gaan verontwaardigd weg, zoals ik.’ Eastman voelt zich door Trotski’s totale desinteresse voor zijn opinies beledigd en hij koppelt daar ferme politieke implicaties aan: ‘Het is, denk ik, doordat niemand zich door hem gewaardeerd voelt dat hij zo duidelijk tekortschiet als politiek leider. Net zomin als hij een huis zou kunnen bouwen kan hij een politieke partij uitbouwen. (…) Wanneer zijn aanhangers van een bezoek aan hem terugkeren, blijken ze niet door hem aangevuurd te zijn, maar in de kou gezet en geremd.’
Had Orwell zijn essay dan niet beter 'Notities over fanatisme' genoemd? Wat ik zelf over dat essay denk, staat dicht bij wat 
Johan de Boose in 'Over oorlogstaal' schrijft, taal waarmee men ons vandaag wel heel veel om de oren slaat. De Boose stelt zichzelf de vraag wat hij ervan denkt, hij antwoordt ook: ‘Wel, ik weet het ook niet, ik denk er nog een jaar of vijf over na, terwijl ik mijn best doe om intussen niet verstrikt te raken in mijn eigen verwarring (…)’ (°°°) Ge werpt tegen dat ge met vijf jaar uitstel niet aan politiek kunt doen. Daar hebt ge ongetwijfeld gelijk in, politiek is altijd dringend, de situatie is altijd "rijp en zelfs al aan het rotten", zoals Trotski zo welsprekend zeide.

(°) George Orwell. Notities over nationalisme. Met een essay van Bas Heijne: Hoe we allemaal nationalist zijn geworden. 2023. Uitgeverij prometheus.nl. 58 pp. 
(°°) Great Companions van Max Eastman is nog in de handel te koop. Het is daarnaast ook gratis te krijg, want ik kreeg het, lang geleden al en gratis als e-boekje (pdf) in handen. Ik weet niet meer waar en hoe ik dat toen geflikt heb, maar ik kan je het e-boek zelf wel bezorgen. Interesse? Vraag het en ik stuur het je meteen op: liefkemores@telenet.be.
(°°°) Johan de Boose. opiniestuk 'Over oorlogstaal' in DS, 4 jan. 2025.

donderdag 9 januari 2025

Op voorhand weet je ’t nooit (slot)

Links — Gedeelte van de Alfons Pieterslaan in Oostende, tussen de Peter Benoitstraat (links) en Petit Paris (rechts). Centraal, Radio De Meester, uitgebaat door Julien De Meester, radiotechnieker-fotograaf. Daarnaast, ijzerhandel Debroe. (Foto André Van Caillie, ca 1942. Uit De Plate). Rechts: Nick Tosches in New York (foto Dave Pommeroy)


TOEN IK IN 1988 professioneel begon te schrijven, gaapten meteen twee valkuilen: in de vissersgemeenschap, waar ik mijn bete brood moest verdienen, gaapte langs de ene kant een veelgelezen provincialisme dat het plaatselijke als centrum van de wereld dacht, aan de andere kant huisde in mij soortement kosmopolitisme dat mijn woorden in dat milieu ongelezen had laten liggen. Tussen die twee valkuilen loodste ik mijn schrijfpraktijk. Dat doe ik vandaag nog steeds, 't heeft zich gaandeweg, willens nillens, in mijn identiteit genesteld.
Hoe kan ik u iets over Nick Tosches vertellen, zonder dat het al te ver van uw bed ligt, hoe kan ik u vertellen van een Amerikaanse schrijver waarvan een collega zegt dat hij ‘van het soort is waar andere schrijvers alleen maar van kunnen dromen: verbazingwekkend in fictie, ongeëvenaard in journalistiek en biografie, en in het bezit van een statuur en genialiteit waar zijn minderen slechts onder kunnen hurken, met verbazing, ontzag en meer dan een beetje angst kijkend naar wat deze man, in één enkel, onafgemaakt leven, op de pagina heeft kunnen bereiken.’ (°)
Ik doe het in drie opeenvolgende posts waarbij ik hem uit New York naar Oostende 'transponeer', meer bepaald naar de Boulevard du Midi. Zie hoe Nick Tosches daar loopt in een prachtige fotocompositie van Dave Pommeroy, bassist die blijkbaar ook een fotografisch oog heeft. Op de boulevard passeert Tosches
 ijzerhandel Debroe en radiowinkel De Meester. Hij is op weg naar café du Midi, waar hij op de tweede verdieping een andere Nick weet wonen, zijn naamgenoot, een alter ego, een door mij bedachte Oostendenaar. Ook ik ben trouwens op weg naar die Nick, met een hete pizza in de bezorgbox op mijn staantje. Uiteindelijk ontmoeten we elkaar gedrieën — Nick de Oostendenaar, Nick Tosches en ik — in ’t café van Maurice Vanlake, duivel-doet-al van revue Gerardino. Tegen die tijd heb ik hier een gedicht van Tosches vertaald en daar uit een van zijn verhalen geciteerd. 
Experiment geslaagd! Wanneer ik anders iets over zo'n ver-van-mijn-bedschrijver post, bereik ik hooguit enkele tientallen lezers; door lenig te laveren tussen provincialisme en kosmopolitisme tel ik er vele, vele honderden. Hebt u trouwens al geluisterd naar Ik ken de weg naar zee, mijn vertaling van Tosches’ ‘May the Gods without Names Redeem me’? Dat moet ge toch 1s doen, vooral omdat ik mezelf daar niet slecht begeleid op de strumstick, dat is pas rock 'n roll!
Flor Vandekerckhove

(°)
Jerry Stahl in de inleidende bladzijden tot The Nick Tosches Reader. 2000. Boston, Da Capo Press, Perseus Books Group. 593 pp.
De voorbije dagen voerde ik een literair experiment uit: ik plaatste telkens een vintagebeeld van Oostende naast een foto die daar niets mee te maken had. Ik herneem ze hieronder ter illustratie. Niet alleen leverden die combinaties telkens een licht surrealistisch verhaal op, ze zorgden er ook voor dat het verhaal door tien keer meer mensen gelezen werd.

woensdag 8 januari 2025

Eindelijk bij Nick in de Alfons Pieterslaan [Op voorhand weet je 't nooit (3)]

Links. Café Gerardino, Alfons Pieterslaan 46, Oostende. Midden Nick Tosches (°1949 - †2019). Rechts: Programma Gerardino, bij Maurice Vanlake - Dedrie, zaterdag 22 november 1947 en zondag 23 november (advertentie uit Het Visscherijblad.) De geschiedenis van cabaretgroep Gerardino werd in 2014 uitvoerig beschreven door Roger Hessel, je kunt zijn ‘Van café-chantantzangers tot revuegezelschap’ in z'n geheel gratis downloaden.


OM EEN LANG verhaal kort te maken: Nick Tosches is de enige pizzaliefhebber van dit verhaal, dat nu al aan zijn derde aflevering toe is. We spreken met de Amerikaan af in ’t café van Maurice Vanlake. Tosches is wel onder indruk van de pizza die hij daar nuttigt, maar niet van het Europacentrum dat hem teveel aan de Twin Towers laat denken. Hij herinnert zich de tijd waarin New York niet met wolkenkrabbers volgebouwd was (°): 
‘(…) toen je naar het verste centrum van Manhattan kon kijken en niets anders zag dan de openlucht en de grote oude gebouwen uit een ander tijdperk; toen stedelijke verwaarlozing — de verlaten of drukke pakhuizen en fabrieken, de braakliggende terreinen, de vervallen pieren, de steegjes, dat eindeloze paradijs voor een kind — net zo romantisch en magisch was als een betoverd bos in een prentenboek. (…)’
Nadien veranderde New York in de betonwoestijn die we allemaal minstens van foto’s kennen, met de even prominente als infame Twin Towers:
‘Ik had altijd gedacht dat ik de Twin Towers zou zien vallen. Maar ik had altijd gedacht dat ze zouden vallen door hun eigen goedkope constructie. Nu wilde ik degenen doden die het symbool hadden vernietigd dat ik haatte. Het was een gevoel van oude dagen die voorgoed verloren waren: deze vernietigers kwamen niet uit de buurt; ze mochten er niet mee rotzooien. Ik dacht er een tijdje aan om me voor de geheime dienst aan te melden. Ik had zin om kelen over te snijden. Maar uiteindelijk deed ik alleen wat ik de hele tijd had willen doen toen ik ver van huis was gestrand: ik zat op mijn eigen, vertrouwde bank, at een pizza en luisterde keer op keer naar "Jumpin' Jack Flash”.’
(°) De citaten van Nick Tosches komen uit diens ‘Pizza and Monotheism’ (2002), de vertaling is van mij. Over Nick Tosches postte ik eerder al Schrijvers en de truken van de foor, Meedogenloos detumescentie zoekend en Daags na moederdag. Ook vertaalde ik eerder al zijn gedicht ‘May the Gods without Names Redeem me’ in Ik ken de weg naar zee.

dinsdag 7 januari 2025

Wat Nick ervan vindt [Op voorhand weet je ’t nooit (2)]

Links. Gedeelte van de Alfons Pieterslaan tussen de Sint-Jozefskerk, links, en de Jules Peurquaetstraat rechts. Centraal, het toen zeer bekende Café du Midi, naar de vroegere benaming van de laan, Boulevard du Midi. (Foto André Van Caillie, 1965, uit De Plate) — Rechts. Nick Tosches (°1949 - †2019) die het gedicht Pizza Man schreef en het in parlando ook op plaat zette, hij is ook mijn inspiratie voor Nick, zijn Oostendse alter ego uit het verhaal.


Op 5 januari postte ik Op voorhand weet je ’t nooit, authentiek Oostends prozagedicht, waarin ik met een hete pizza op weg ben naar Nick, in de Alfons Pieterslaan. Vandaag herneemt dat spel zich, nu vanuit Nicks standpunt.
IN BREDENE steekt de schrijver een hete pizza van de Pizzaman in z’n bezorgbox, wat merkwaardig is, hij is geen pizzakoerier. Toch wil hij me per se die pizza bezorgen. Omdat ik geen pizza hoef, moet ik van hem af zien te geraken. Ik ken de schrijver een beetje en weet dat hij onderweg in De Drageur op de Prins Albertlaan blijft plakken, ik heb nog wat tijd. Ik bedenk aan beide zijden van de straat indrukwekkend grote palmbomen, waarvan de blaren mijn appartement, twee hoog boven café du Midi, compleet aan ’t zicht onttrekken. Omdat de schrijver ook nog eens langs de moslima van de Conterdam omrijdt, heb ik daarna zelfs tijd om een gedicht uit het Amerikaans te vertalen. (Flor Vandekerckhove)  



  

ZELF EET IK nooit pizza, maar in dit drieluik laat ik me er wel door inspireren. Dat komt door Nick Tosches, Amerikaans journalist en schrijver, waarmee ik iets heb. Hij dichtte Pizza Man, waardoor ik me hier als pizzakoerier voordoe. Morgen volgt het slot van deze trilogie die mee geïnspireerd werd door Het devies van Jim Jarmusch: STEEL!

Je kunt hier doorklikken naar Op voorhand weet je ’t nooit (3).

maandag 6 januari 2025

Stijn Streuvels’ driekoningen

STREUVELS' NOVELLE ‘De drie koningen aan de kust' (°) gaat van start in een vissershaven. Hij zegt ons niet waar — Oostende? Nieuwpoort? Blankenberge? — wel noteert hij wat hij er ziet, mooi, maar in een woordenschat die niet langer de onze is:
‘zwarte kielen, roode zeillappen, opgehangen boven netten als tullen sluiers gloeiend bruin, en daarboven een bosch van masten, met een wirwar touwen en takelwerk, – al om ’t even zwart en net tegen ’t oranjevuur van de avondlucht gepenseeld, doorstippeld, bespat en besmeerd met tikkels en vegen, vaantjesgewapper van blauw, wit, rood, groen tegen toppen van masten, ra-zeilstokken, speierend en zingend boven de geboende, rondbuikte kielen, – ’t geheel als ware ’t met verfstrepen eener kleurdoos op een kinderboek geschilderd; – heel de vermengelde, dooreengekloeriede, donkere klomp zwemmend op de vettige olie-soep van ’t drubbele, (…)’ 
We volgen drie matrozen die vlak voor kerst uit de sloep geschud worden: ‘Achter hen lieten zij de booten, die er twee dagen in volledige zondagrust zouden gemeerd blijven’. Veel kerst valt voor de drie niet te vieren en met enkel ‘het klutske deelvisch in een netzak’ wagen ze zich in het ‘eenmalig blakke sneeuwland met den zwarten einder’. Door ’t raam van een herenboerderij zien ze de ‘geurigen damp van gebakken vet en heete wafels, – terwijl de jeneverflesch de ronde deed!’ Maar niet voor hen. Ze ontmoeten een ‘wanraakte spookgestalte die van terzijds genaderd kwam en hen den weg afsneed.’ Uiteraard denken de vissers meteen: Roeschaard! Bij nader inzien is ’t een vroedvrouw, op weg naar een bevalling. Doodop vergezellen ze de vrouw die door Streuvels plastisch beschreven wordt als ‘een gebochelde kreutekasse van een wijf, een oud, versleten schramik, een vernukkelde slabberaaie’. Maar die kreutekasse wordt wel de ster die hen naar de stal leidt, waar het kind geboren wordt. Daar staan de drie vissers hun ‘klutske deelvisch’ af. En de vissers ‘smulden gelijk koningen… aan hun eigen kost.’ 
Flor Vandekerckhove


(°) De drie koningen aan de kust is een novelle van Stijn Streuvels. Eerste publicatie in 1927. Omstreeks dezelfde tijd verscheen het verhaal ook in het Winterboek van de Wereldbibliotheek 6 (1927-1928), p. 5-19. Het werd opnieuw afgedrukt in Kerstvertellingen, met houtsneden van Désiré Acket (Brugge: Uitgave ‘Wiek Op’, 1939, p 89-114). Andere edities waren die in Stijn Streuvels’ Volledige Werken. Deel X. (Kortrijk: ’t Leieschip, z.j. [1954], p. 64-92); in Zondagsvriend (1963), nr. 50 (12 dec.), p. 14-23 en 82-83; en in de uitgave van Stijn Streuvels’ Volledig Werk. Deel IV (Brugge, Uitgeverij Orion – NV Desclée de Brouwer, 1973, p. 217-241). Ter gelegenheid van de kinder- en jeugdboekenweek van Standaard Boekhandel verscheen er in november 1982 een speciale uitgave van de tekst, in één boekdeel samen met ‘Kerstvertelsel’; deze editie (1982 Uitgever: erven lateur. 68 pagina’s) wordt nog ergens te koop aangeboden, zie ik hierOp het net vind ik ook een uitgebreide recensie van de novelle: Johan van Iseghem. Op weg naar het wonder. Over De drie koningen van de kust

zondag 5 januari 2025

Op voorhand weet je ’t nooit (1)



NICK WOONT IN Oostende, in de Alfons Pieterslaan, en hij is fan. Hij schrijft: ‘Ik zou het leuk vinden, mocht je zo’n handpalmverhaal over de boulevard schrijven.’ Dat wil ik wel doen, en daarom fiets ik, goed ingeduffeld, naar de stad. (In de bezorgbox, op mijn staantje, zit een hete pizza.) Ik passeer de blauwe bruggen, daarna de roodgestifte moslima van de Conterdam en vraag me aan de rode lichten af waarom ik - uitgerekend ík, die nóóit pizza eet - een pizzabak op mijn staantje staan heb. Ik duik het tunneltje in, onder de afrit van de autosnelweg, realiseer me daar dat ik helemaal geen fan heb die Nick heet, en volg de Elisabethlaan tot aan het kruispunt met de Torhoutsesteenweg. Daar fiets ik tot Petit Paris, waar ik eindelijk bij de boulevard aankom. Groot is mijn ontstentenis als blijkt dat de Alfons Pieterslaan langs beide zijden met immens grote palmbomen afgeboord is. Als bij toverslag besef ik dat ik geen verhaal schrijf, maar een gedicht, een prozagedicht. Waaruit eens te meer blijkt dat ge ’t nooit op voorhand weet. 
Flor Vandekerckhove

Op voorhand weet je ’t nooit is een verhaal op de wip tussen proza en poëzie, 't is een prozagedicht. In 2024 publiceerde ik GESPREKKEN MET POLLEKE, 129 bladzijden met dergelijke verhalen-prozagedichten. Waarbij het de lezer toekomt te oordelen of en waar ik de grens oversteek. Zoals alle e-boeken van De Lachende Visch is ook GESPREKKEN MET POLLEKE gratis voor elkeen die erom vraagt (pdf of EPUB naar keuze). Schrijf naar liefkemores@telenet.be (vermeld de titel) en vind het boek meteen in uw mailbox.