Eerst moet ik bekennen dat dit niet echt gebeurd is. Ah, zegt u, bekennen bekennen, het gebeurt
wel meer dat De Laatste Vuurtorenwachter fictieve stukjes produceert.
Maar deze keer is het anders. Wat volgt is evenmin iets wat ik bedacht
heb. Het is een mop die een maat me ooit verteld heeft.
Op zo’n mop staat geen copyright. Die maat kan uiteraard geen auteursrecht laten
gelden. Hij heeft de mop van iemand gehoord die het op zijn beurt van iemand
anders gehoord heeft en die heeft het ook weer van iemand… Er is niets wat me belet om me die
mop toe te eigenen en er een geschreven verhaal van te maken.
Maar simpel is het niet. Zo'n mop gedijt in een orale traditie. Een mop
vertel je aan de tapkast of aan de dis. De mop is het terrein van het gesproken
woord.
Er bestaan natuurlijk wel geschreven versies. Wie De Druivelaar in huis heeft kan op de ommezijde van de afgescheurde
kalenderblaadjes dagelijks zo’n mop lezen. Tegelijk zal die lezer toegeven dat
daar zelden om te lachen valt. Er bestaan ook moppenboekjes, genre De honderd beste moppen: geeuw geeuw. Ze
leren vooral dat er een verschil bestaat tussen een mondelinge vertelling en
een geschreven verhaal.
Een goed vertelde mop kan een slecht geschreven verhaal opleveren en
omgekeerd geldt wellicht ook: van een slechte mop kan een goed verhaal gedraaid
worden. Het is iets waaraan ik ben beginnen denken sinds ik, hier, enkele verhalen van
Herman Pieter de Boer gelezen heb die, zo denk ik, op vertelde moppen gebaseerd
zijn.
Maar kan ik het? Kan ik van een goeie mop een goed verhaal maken?
In de sixties trok mijn maat regelmatig met de ferry naar Engeland om
er grammofoonplaten in te kopen. De muziekkeuze was daar groter dan in onze winkels en de platen
lagen er al in de rekken voor iemand er alhier iets over gehoord had. Door de
concurrentiestrijd tussen de ferrymaatschappijen was de overtocht goedkoop en
een trip naar Engeland lag binnen ieders bereik.
Je moest ginder natuurlijk wel aan eten geraken. Dat moest soms rap
gebeuren, want de ferry wachtte niet.
In een Brits restaurant wilde die maat van me nog vlug biefstuk friet
eten. Die steak wilde hij kort gebakken bestellen, halfrauw, saignant. Dat die bakwijze in Engeland underdone heet, wist mijn maat niet, en
bijgevolg zat hij aan die tafel niet alleen met honger, maar ook met een
taalprobleem.
De kelner hield zijn blocnote klaar en mijn maat stamelde iets van steak en heu saignant. Dat laatste
begreep die kelner niet zo goed. Mijn maat zocht naar een vertaling voor het
Franse saignant en kwam uit op het Engelse
bloody. Blij dat hij dat woord gevonden
had, vroeg hij meteen: ‘Can I have a
bloody steak please?’
De kelner keek dwars door hem heen toen hij de wedervraag stelde: ‘And do you want some fucking patatoes too?’
Flor Vandekerckhove
Geen opmerkingen:
Een reactie posten