‘[M]aar dat alles is troost, dat is literatuur, poëzie,
filosofie, verbeelding,
dat is de wereld van de woorden. Dat is de wereld die
je nodig hebt
om overeind te blijven in de echte wereld,
maar die echte wereld
is onoverwinnelijk.’ (A.L. Snijders)
Zelf kan ik er nu niets meer mee aanvangen, zeg ik hem, ik ga daar geen boekje van draaien, het is te laat, het is voorbij, het is over. Maar we kunnen er misschien iets anders mee doen, zeg ik.
Je kunt die tekeningen uitvergroten, zeg ik, maak er pakweg twee meter
van, maak er supergrote tekeningen van en hou er een klein hoekje op vrij
waarin ik het verhaal van die tekening in kleine lettertjes neerschrijf, in
potlood, in houtskool, met een pen, met een stift, om het even, met een borstel, jij zegt het,
ik doe het. Dan weet niemand meer wat er eerst was, het verhaal of de tekening,
dan hebben we een soort Gesamtkunstwerk. En voor mij sluit dat project een
periode af, een periode die veel te lang geduurd heeft, de dertig jaar waarin ik met dat onderwerp bezig geweest ben. Voor mij is dat dan
een plechtig moment, het Afscheid Van De Visserij.
Dat zou trouwens een mooie naam zijn voor de tentoonstelling, zeg ik
nog, Afscheid Van De Visserij. Zeker als die tentoonstelling in Oostende
doorgaat, want daar is de visserij aan zijn laatste dagen bezig. Dan wordt dat niet alleen MIJN Afscheid Van De Visserij, maar HET Afscheid Van De Visserij, de tentoonstelling waarop de hele stad daar afscheid van neemt.
Als we het doen, zeg ik hem, dan wil ik die verhalen van de tekeningen
komen aflezen, tijdens de tentoonstelling, op de vernissage bijvoorbeeld, in ’t
publiek, of tijdens een happening — zou dat geen goed idee zijn, een happening?
Een happening waarop we al onze oude maten nog een keer samenbrengen, Bruno,
Peter, Marnix, heel de bende… Of we doen nog iets anders, ik wil daar ook een reeks optredens van
maken, een reeks waarbij ik die verhalen ga aflezen, elke avond als ‘t moet, een hele week, mijn Week Van Het Afscheid Van De
Visserij. Om het even waar. In De Grote Post bijvoorbeeld, we moeten daar eens
met Serge over spreken. Vijf dagen na elkaar, elke avond de verhalen aflezen
van de tekeningen. Als ik er daarna maar vanaf ben. En ik moet daar geen geld
voor hebben, neen, ik doe het gratis, want je hebt die tekeningen speciaal voor
mijn verhalen gemaakt, zeg ik hem, dan is dat een wederdienst mijnentwege. Is
dat niet schoon?!
En als je dan zo’n doek verkoopt, zeg ik hem ook nog, dan wil ik dat
verhaal daarna wel nóg eens gaan voorlezen, weer gratis & voor niets — hopla! — thuis bij
de kopers van het werk in kwestie, want ik ben in een goeie bui en als ik in een goeie bui ben beloof ik dingen die ik me achteraf beklaag, maar weet je wat: gezeid is gezeid, zoals ze dat in West-Fluteren zeggen. En we kunnen
daar zelfs een CD aan toevoegen, dat kost twee keer niets, waarop te horen is hoe ik het verhaal van die
tekening lees. Degenen die zo'n tekening gekocht hebben kunnen de CD dan ook later nog eens afspelen, in de intimiteit hunner woning,
terwijl ze na de dagtaak in de zetel zitten en, bij het nuttigen van een glas wijn, het verworven kunstwerk aanschouwen dat
hun muur siert. CD, tekening, verhaal: drie voor de prijs van één! Als dat geen verkoopbevorderend argument is dan weet ik het
ook niet meer, zeg ik, en die tekeningen zijn er nu toch, je moet ze alleen
maar vergroten.
Dat is, zo dien ik hier evenwel aan toe te voegen, wat voorafging aan het verhaal dat ik hier eerder al geschreven
heb.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten