TUSSEN DE FAMILIEFOTO'S vind ik vaders lidkaart van het Nationaal Verbond van Weggevoerden en
Werkweigeraars, vereniging van Belgen die tijdens de Tweede
Wereldoorlog door de bezetter verplicht worden in Duitsland te werken.
Mijn vader is niet het soort mens dat werk weigert, hij wordt een weggevoerde.
Hoe lang hij in Duitsland vertoeft, weet ik
niet. Hij werkt er in een fabriek, ik weet niet wat er gemaakt wordt. Wel
vind ik een idyllische foto van jongeren die zich in openlucht
ontspannen, sommigen in ontbloot bovenlijf. Ik herken vader. Op de
achterkant staat Brand-Erbisdorf
Duitschland 1943. In dat jaar is hij 21. Ik plaats de foto onderaan dit stukje.
Brand-Erbisdorf is een kleine gemeente die nu 11.087
inwoners telt. In dat dorp brengt vader een deel van de oorlog
door. Tante Alice (†), vaders oudste zuster, vertelt haar dochter Nadine dat hij van thuis uit
voedselpakketten en sigaretten toegestuurd kreeg. Toevallig is er in
Bredene ook een Duitse soldaat uit dat Brand-Erbisdorf gehuisvest, een
buurjongen van het gezin waar vader verblijft. Die soldaat wordt een beetje
bemoederd door de Vandekerckhoves, die hem, herinnert Alice zich, regelmatig
een bord pap te eten geven. Van de weeromstuit wordt in Brand-Erbisdorf goed
voor die jongeman uit Bredene gezorgd. Mooie anekdote is dat, getuigend van solidariteit tussen eenvoudige mensen die tot vijandige naties
behoren.
Uit de verhalen herinner ik me dat vader op het einde van die
oorlog uit dat dorp wegvlucht. Dat doet hij per fiets, wanneer de Russen naderen. Op zijn overjas laat hij een Belgische vlag stikken, wat de Russische voorhoede duidelijk moet maken dat hij geen Duitser is. Ik meen me ook iets te herinneren over de ontmoeting met zo’n
Rus die de fiets opeist. In die herinnering heeft mijn vader dat belet door
op zijn Belgische vlag te wijzen. Ik weet niet waar hij met die fiets naartoe trekt. Naar huis? Het internet leert me dat de afstand 864
kilometer bedraagt. Dat je in zo'n tijd per fiets half Europa kunt
doorkruisen lijkt me niet mogelijk. Fietst hij naar Freiberg, de meest
nabijgelegen stad, om daar de trein te nemen? Rijden er op ’t einde van de
oorlog nog passagierstreinen door Duitsland? Rijden er al treinen die de weggevoerden weer naar huis brengen? Naar Berlijn?
Köln? Oostende eindstation?
Vader bezoekt tijdens die oorlog de stad Dresden. Daarvan getuigt
de foto in hoofding. Ik
herinner me het verhaal dat hij, tijdens zijn vlucht, die stad aan de horizon ziet branden. Amerikanen en Britten hebben Dresden in de nacht van 13 op 14
februari 1945 gebombardeerd. Waardoor ik een vermoedelijke datum op zijn vluchtmoment kan kleven.
Dat bombardement is een van de meest vernietigende en
zinloze van de oorlog geweest. In die nacht sterven er in de stad minstens 25.000 mensen. Ik vind zelfs het merkwaardige cijfer van 140.000
(!) dodelijke slachtoffers.
De Joodse auteur Victor Klemperer overleeft de brand. Hij vertelt erover in Tot
het bittere einde, zijn verzamelde oorlogsdagboeken. Ook de Amerikaanse schrijver Kurt Vonnegut maakt de brand mee. Hij beschrijft zijn ervaring
in Slachthuis vijf of de kinderkruistocht.
Hij laat de antiheld van het boek,
Billy Pilgrim, het bombardement beleven:
‘De nacht dat Dresden werd verwoest zat hij beneden in de vleeskelder. Boven klonken geluiden, die op voetstappen van een reus leken. Dat waren reeksen hoogst ontplofbare bommen. De reuzen bleven maar lopen en lopen. De vleeskelder was een zeer veilige schuilplaats. Er gebeurde daar beneden helemaal niets, alleen regende het af en toe kalkvlokken. Er was daar beneden niemand behalve de Amerikanen en vier van hun bewakers en een paar uitgebeende karkassen. De andere bewakers hadden zich voor het begin van de luchtaanval allemaal naar de gemakken van hun eigen woningen in Dresden begeven. Zij en hun gezinnen kwamen allemaal om.’
Vonnegut spreekt
in het boek over 130.000 doden. Hij schrijft ook: ‘Het was toen in Amerika nog geen bekend bombardement. Weinig Amerikanen
wisten bijvoorbeeld hoeveel erger het geweest was dan Hiroshima.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten