Toen de tijd van trouwen aangebroken was en er een einde aan de
camaraderie kwam, probeerden wij, jongens, die te rekken door elkaar in het
gezelschap van onze echtgenoten op te zoeken.
Zo’n versgetrouwde makker woonde met zijn prille echtgenote op de
eerste verdieping van een oud herenhuis. Hoge deuren en nog hogere plafonds.
Grote kamers, knerpend parket, een erker waarin de noordenwind vrij spel had. Tocht
alom.
Mijn maat had het goed getroffen, de woning was van haar ouders. Die
woonden ergens waar het minder tochtte, maar haar vader hield op de
benedenverdieping wel kantoor.
Op het kantoorraam stond De Volksleenbank.
Uit wat mijn maat daarover zei begreep ik dat zijn schoonvader zoveel geld had
dat hij dat kon uitlenen aan wie dat nodig had en dat hij zelf kon leven van de
rente die dat opbracht. Ik wist niet dat het bestond, zo’n eenmansbank, en was
onder de indruk.
Terwijl de anderen boven taartjes aan het eten waren, sloop ik beneden dat
kantoortje binnen. Ik ging achter het houten bureau zitten en stelde me voor dat ik de eigenaar van De Volksleenbank was.
Of er al dan niet klanten zouden komen was mijn zorg niet, want ik had toch
geld op overschot.
Ik verschoof de onderlegger die voor me lag en zag dat er in het onderliggende
bureaublad een tekst gekrast was. In gotische letters stond daar: Immer wenn Du meinst es geht nicht mehr,
kommt irgendwo ein Lichtlein her. Ik streelde de letters met mijn
vingertoppen en nam me voor die tekst nooit meer te vergeten. Voor mijn
geestesoog verscheen tegelijk de schoonvader die met een zakmes in zijn
bureaublad aan het kerven was. Ik kon me niet voorstellen dat mijn vader zoiets
zou doen. Mijn maat was waarlijk in een even vreemde als inspirerende wereld terechtgekomen.
’s Anderendaags liep ik bij mijn ouders langs. Ik vertelde hun over De Volksleenbank en zijn kervende
bankier, waarna mijn vader zei: Ge kunt
niet alles hebben in ’t leven, een schoon wijf en veel geld. Daar zat misschien
wel waarheid in, maar ik kon het toch niet in verband brengen met wat ik hem
zopas verteld
had.
De daaropvolgende dag vatte weer een werkweek aan. Ik klokte af, nam de lift
naar mijn bureau, opende daar een lade en haalde er de schaar uit. Ik verschoof
de onderlegger en in het bureaublad begon ik de letters te kerven. Na een week
was ik ermee klaar. In een door mezelf uitgevonden variante op het gotisch
stond er: Ge kunt niet alles hebben in ’t
leven, een schoon wijf en veel geld.
Kort daarna werd ik ontslagen.
Kort daarna werd ik ontslagen.
Flor Vandekerckhove
Geen opmerkingen:
Een reactie posten