— Salvador Dali, De volharding der herinnering, 1931. —
|
TERWIJL Tania en ik over strandcabines aan 't spreken waren, kwam een jongeman binnen. Daar dit in 1931 geschiedde en hij in 1904 geboren was,
valt het gemakkelijk te berekenen dat hij zevenentwintig was. Hij vroeg me wanneer zijn tentoonstelling door zou gaan. Tentoonstelling? Ik wist niet
eens dat hij een tentoonstelling had. Dat zei ik ook: ‘Ik weet niet eens dat je een tentoonstelling hebt.’ Dat vond hij
merkwaardig, ik had het er in Mijn Tijd-schrift over gehad. ‘Mijn Tijd-schrift?’ Hij ging naar het achterhuis en kwam
terug met iets wat
het wel degelijk Mijn tijd-schrift
was. Het stond in grote letters op de kaft: Mijn Tijd-schrift. De jonge man sloeg het open op een plek waar iets over zijn
tentoonstelling stond. Daaronder stond mijn naam. Hij vroeg me naar een verklaring. Het enige wat ik kon bedenken was dat er wel meer zaken zijn waarvoor ik geen verklaring heb. Daarin gaf Tania me gelijk en ik sliep verder.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten