maandag 4 mei 2020

Met Leyli in gedachten ontmoet ik de toeteraar

— Links: Leyli is een acrylschilderij (100 x 80, 2020) van Fred Delameilleure. Rechts: naamloze sculptuur in beschilderde epoxy (25 cm, 2015) van Patrick Storms. Dat beeldje treedt in onderstaand stukje op als de toeteraar. —

Ik zet mijn vers gekookte mondmaskertje op en sla met een muisklik de digitale weg in naar de Graaf de Naeyerlaan in Oostende, waar Fred Delameilleure zijn tableaus produceert. Google zet me in no time voor ’s mans deur af. Ik werp een blik op het raam waarachter een schilderij me aan de vulkaan Leyli laat denken. Met dat beeld in gedachten begeef ik me à la Google Streetview naar de Stuiverstraat, waar Patrick Storms zijn beelden boetseert. Want laten Delameilleure en Storms nu juist twee kunstenaars zijn wier werk ik, op 11 juli, in Galerie De Grote Ruutten, inleid. (°) Zeker is dat natuurlijk niet — corona, corona, corona — maar aan mij zal ’t niet liggen, want ik verbind nu al, door middel van deze virtuele wandeling, een schilderij van Delameilleure met een sculptuur van Storms. 
De zoekmachine suggereert drie opties. Ik kies de weg via de Leffingestraat. Dat gaat goed tot die de Torhoutsesteenweg kruist. Daar, op het kruispunt, wachtend om over te steken, valt mijn oog op een toeteraar die me wel lijkt te wenken. Normaliter ga ik daar niet op in, maar op ’t zelfde moment barst een onweer los, zo hevig dat ik wéér aan de vulkaan Leyli moet denken. Dus schuilen we samen onder een afdakje, de toeteraar en ik, en wachten tot het overwaait. Dat duurt zijn tijd en onderwijl krijg ik een voorstel in mijn oor getoeterd dat ik echt niet kan negeren. In ruil voor mijn ziel belooft de toeteraar me dat ik als bij toverslag zal kunnen dichten zonder mijn gat op te lichten. Dan mag je niet twijfelen, vindt mijn innerlijke Faust: ik teken.
En ’t is waar, ’t legt me geen windeieren. Waar de letterkundigen me tot dan toe hooghartig konden negeren, buigen ze thans deemoedig het hoofd, telkens ik hen dichtend passeer. ’t Is zelfs zo erg dat mijn poëzie op menig schip de spuigaten uitloopt en op ’t platteland hoor je godbetert zelfs boeren mijn gedichten declameren, vooral tijdens het angelus. In de bergen is ’t de echo die mijn poëmen vermenigvuldigt en in de stad schreeuwt men mijn woorden van de daken. Ja, dat zal nogal wat geven als ik op 11 juli die twee inleid. Maar eerst van dat virus afraken. 
Flor Vandekerckhove

(°) Ik schreef hier eerder al iets over die twee.

— De dichtbundel (e-boek, PDF, 97 pp) is gratis. Vraag ernaar via liefkemores@telenet.be —


Geen opmerkingen: