vrijdag 5 juni 2020

Józef Czapski: ‘Bijna niets betekent alles.’

In een niet-aanvalspact komen Stalin en Hitler in 1939 overeen om Polen tot zich te nemen en het land onderling te verdelen. Duitsland valt als eerste het land binnen. Het Poolse leger komt in ’t geweer en in dat leger dient ook de 43-jarige kunstenaar Józef Czapski (1896-1993). Zestien dagen later steken Russen de grens over. De eenheid van Czapski wordt omsingeld en geeft zich over. De Duitsers die hem gevangennemen geven dragen hem aan de Russen over. Józef Czapski zal twee jaar in Sovjetkampen doorbrengen. 
Hij mag blij zijn dat hij niet geëxecuteerd wordt, wat wel het geval is voor 22.000 Poolse officieren die in dezelfde positie verkeren. Pittig detail: 7.000 ervan worden door Vasili Blokhin gedood, dezelfde man die ook de grote Russische schrijver Isaak Babel met een nekschot elimineert. Blokhin wordt voor al dat moordwerk gedecoreerd.
Józef Czapski weet de kampen te overleven, mede door zijn geestelijk leven op peil te houden. Bekend is dat hij in het kamp een lezing over Proust geeft voor een gezelschap van veertig medegevangenen die heel de dag buiten gewerkt hebben in temperaturen die ver onder het nulpunt liggen. Dat die mensen daar in die omstandigheden oor voor hadden is verwonderlijk, maar ik herinner me ook dat Czapski niet de enige is die het in de Goelag met Proust doet, de trotskist Varlam Sjalamov, die zijn kampervaringen later in een literair oeuvre verwerkt, en waarover ik hier, daar en ginder al geschreven heb, vindt daar onverwachts een boek van Proust en zegt dat Proust lezen in de goelag ‘waardevoller was dan slapen’. 
Wanneer Duitsland later de Sovjet-Unie binnenvalt verleent Stalin de overlevende Poolse officieren amnestie. Józef Czapski probeert, in opdracht van de Poolse overheid, te achterhalen wat er met de verdwenen Polen in de Sovjetkampen gebeurd is. Daartoe maakt hij een reis doorheen de Sovjet-Unie en krijgt daar het omgekeerde te zien van wat de stalinistische propaganda de wereld wil laten geloven. Zijn onderzoekswerk loopt evenwel op niets uit. 
In 1942 stoten Duitse troepen nabij Katyn op de massagraven van de Poolse geëxecuteerden. De Duitsers gebruiken de vondst in een poging om de geallieerden te splitsen, maar de Amerikanen en Britten gaan mee in het Russische verhaal dat de moorden in Duitse schoenen schuift. Pas in 1991 komt de waarheid aan het licht.
Na de oorlog woont Czapski in een bescheiden studio in Parijs en blijft daar tot op hoge leeftijd schilderen. Op de vraag waarom zijn werk 'eenzame mensen, verlaten cafétafels, half verborgen in de metro, kleine dagelijkse gebeurtenissen in het voorbijgaan' weergeeft, antwoordt hij: “Elke keer is het bijna niets. Maar dat ‘bijna niets’ betekent alles. “
Flor Vandekerckhove

Almost Nothing: The 20th-Century Art and Life of Józef Czapski. Eric Karpeles. 496 pp. Uitg. The New York Review of Books, New York. 2018.

Geen opmerkingen: