— Vlak voor De Laatste Vuurtorenwachter als column in Het Visserijbad begint te verschijnen (1988), kun je de auteur ervan nog tussen het ijzer aantreffen op de scheepswerf Van Den Bossche in Gent. — |
De werf aan het Gentse Handelsdok bestaat niet meer. Hekkens moeten krakers buiten houden, pioniersplanten overwoekeren de kaai, om de hoek zie je de gentrificatie oprukken. Alleen de letters DAF herinneren aan de scheepsmotoren waarmee we destijds in de weer waren.
Ruim dertig jaar geleden, vlak voor ik Het Visserijblad begin te redigeren, heb ik daar gewerkt. Als mecanicien, ja. En het is met trots dat ik u kan zeggen dat ik daar bijvoorbeeld eigenhandig, op mijn alleen, en met succes een scheepsdieselmotor gereviseerd heb; iets wat u van mij niet verwacht hé. Met deze handen, ja. Het is ook met grote nederigheid dat ik eraan toevoeg dat ik een barslechte lasser bleek te zijn. Waardoor ik niet erg geschikt was om het op die werf lang uit te zingen. Wel heb ik er goede verhalen aan overgehouden, zoals bijvoorbeeld een niet erg stichtend kerstverhaal dat u naar het jaareinde kan begeleiden. Het gaat als volgt van start:
‘Hoe meer ik de dingen aaneenlaste, hoe losser ze kwamen te zitten. Terwijl ik het ijzer brandde, sprongen gloeiende splinters in mijn schoenen, ik had niet één paar gave sokken meer. Mijn vingers deden pijn, mijn armen deden pijn, mijn hoofd deed pijn, mijn hele lijf schreeuwde het uit: doffe doffe doffe ellende.’
Waarna ik over een ervaring op die scheepswerf vertel, en over een schipper en diens echtgenote. Merkwaardig volk hoor! Laat me er nog aan toevoegen dat het verhaal aldus eindigt:
‘Kerstavond begon al over de haven te vallen. Toen brak mijn fietsketting. En mijn val was geweldig.’
Wie het melodrama wil kennen dat aan dit einde voorafgaat, wie in de juiste stemming de nakende feesten wil ingaan, wie dit, wie dat, wie ginder… klikt hier.
1 opmerking:
Ik heb nooit een dieselmotor gereviseerd, maar ik was ook een slechte lasser. Dat is toch al iets.
Een reactie posten