vrijdag 8 april 2022

Op zoek naar mijn Gentse roots (VII)



Ik mag in Oostende geboren zijn en in Bredene wonen, langs moederskant is mijn familie voor de 100 percent Gents. Verder weet ik er niet veel van. Vandaar dat ik op zoek ga naar mijn Gentse roots, dit is al de zevende aflevering, het vorige stukje staat hier↗︎.
In het familiearchief vind ik een pasfotootje van Frans Slimbroeck: oktober 1948. Ik herinner me die Frans. Hij is close met moeder, misschien is ze wel zijn nicht, dat valt uit te zoeken. Hij komt bij ons thuis, in Bredene, op bezoek. Mijn ouders zoeken hem thuis op, in Gentbrugge. Hij houdt van verre reizen en ook van wisselende partners, ’s mans laatste herinner ik me omwille van haar hoedje met voile, zoiets vergeet een kind niet. Ze wordt zijn weduwe. Ik weet dat hij bij leven & welzijn borstelmaker is, ik heb zijn atelier gezien: zwarte, oude machines, erfstukken.
Ik probeer de familieband te ontrafelen. Starten doe ik in Het Volk, 30 maart 1915, de rubriek ‘Trouwbeloften’: borstelmaker Gustaaf Slimbroeck & dienstmeid Stefanie De Broeder. Ik vermoed: ouders van Frans. Er is niet alleen dat borstels maken, er is ook haar naam: De Broeder. In het familiearchief zit namelijk een foto van het graf van Jozef Hofman (de Hofmans zijn familie van mijn grootmoeder Adelaïde Hofman.) Jozefs weduwe, leert de grafsteen me, heet Marie De Broeder. Via die De Broeders is Frans een verre neef van mijn moeder.
In de tijd dat wij Slimbroeck frequenteren, halverwege de jaren vijftig, zestig, is zijn borstelmakerij uit de markt geconcurreerd. Hij maakt van de nood een deugd en trekt rond met ambachtelijk gemaakte borstels die hij, vertellend en zingend, op kermissen, kunst- en rommelmarkten slijt. 
Etienne Fornier zegt in 'Dat es mijn Gent' dat Frans in de Burvenichstraat woonde en verder: 'Frans had een ezel, genaamd Pegou. Stond op de weide naast Scholierenhof.'  De Nederlandse krant De Stem schrijft op 3 juni 1975 een wervend artikel: Van borstelmaker tot operaster. Waarin hij is een der leidinggevende folkloristische Gentse figuren genoemd wordt.
‘Niet voor niets is hij de neef van een beroemde Gentse zangeres en actrice, de onlangs overleden Hélène Maréchal. Wat Tante Leen in de Jordaan is, was zij in Gent voor de oudjes. En Frans Slimbroeck wil die verwantschap nu waar maken. Daarom ruilt hij nu tijdelijk zijn bolhoed, rode halsdoek en blauwe schort voor een acteerpak om in de Gentse opera een rol te spelen in de sprookjesoperette Het Witte Paard. Hij zal daarbij gebruik maken van de ondervinding die hij opdeed in zijn optredens in cafés-chantant in Vlaanderen en Nederland. “Niet vergeten dat ik ook reeds in Brussel in de Muntschouwburg zong”, vertelt de borstelmaker (…)’
Als Frans Slimbroeck familie van Hélène Maréchal is, dan ik ook! Heb ik al gezegd dat mijn vader hem een sympathieke fantast placht te noemen? 
Flor Vandekerckhove

P.S.: De url van deze post heb ik doorgegeven aan de FB-groep van Gentbrugge. Daar is een prachtige reactie opgekomen van Odette Daeninck. Zij herinnert zich dat Frans met zijn borstelstelen ventte al zeggend: 'Gruute stelen, klaane stelen, maar gruute stelen 't miest.' Prachtig toch ! Deze post heeft daarom een vervolgstuk gekregen, ge moet daar zeker 1s naar kijken: Frans Slimbroeck: ‘Gruute stelen ’t miest’↗︎.


Over Hélène Maréchal↗︎ schreef Eric Bauwens: Lène. Hélène Maréchal: tussen toneel en liefdadigheid, Skribis-Mirto Print, 2019, paperback, ISBN 978 94 2944 47 4, 88 Blz, 100 illustraties. 


 Links: De Stem in juni 1975. Rechts van boven naar onder: Pasfoto van Frans Slimbroeck (oktober 1948) - Gebundelde vertellingen van de borstelmaker (in te kijken in de Gentse bib De Krook) — Onder: Hélène Maréchal ondersteund door Laurel en Hardy.

Geen opmerkingen: