Links zie je me zitten in de église Notre-Dame d’Alban. Rechts zie je wat ik vanaf die stoel te zien krijg. |
17 oktober, Frankrijk, op de Grote Routepaden 36 — Tania wandelt, ik schrijf. Vandaag vertrekt ze in Rayssac. Ik wacht haar 21 kilometer verder op, in Alban, dorp dat me vooral een tochtgat lijkt te zijn. Om mezelf uit de wind te zetten ga ik in de kerk⇲ zitten.
Zo’n interieur heb ik nooit eerder gezien. Het gebouw is van boven tot onder met fresco’s beschilderd. Ik bekijk de afbeeldingen gelardeerd met teksten, soms in voor mij onbekende talen. Later verneem ik dat ’t al eens Franse dialecten zijn. Op panelen lees ik het indrukwekkende levensverhaal van de schilder.
Nicolaï Greschny⇲ wordt in 1912 in Estland geboren in een merkwaardig gezin: vader is diaken, moeder stamt af van hugenoten. In huis heerst een gelovige orthodoxe cultuur. Volgt een leven van verhuizingen, soms op de vlucht, maar ook om in tal van gerenommeerde instituten te kunnen studeren, zowel schilderkunst als theologie. Ik lees: Berlijn, Wenen, Leuven, Albi… Dat nomadische leven mondt voor Nicolaï uiteindelijk uit in het Franse Marsal, waar hij van een ruïne een kapel maakt, een gezinsleven uitbouwt en er in 1984 ook sterft, waarna hij in zijn eigen kapel begraven wordt.
Wat een leven! Nicolaï Greschny laat me, alle verhoudingen in acht genomen, aan wijlen Roger De Coster⇲ denken, oud-dorpsgenoot die ik tegen ’t einde van diens leven nog eens ging opzoeken. En nog meer doet hij me aan Rob Tas⇲ denken, een makker. Ook Rob is in de katholieke cultuur geworteld en ook hij schildert iconen, wat Nicolaï Greschny eveneens doet. ’t Is trouwens om Rob te plezieren dat ik dit stukje over Greschny schrijf, misschien kent hij die Nicolaï wel, misschien leert hij hem nu kennen en inspireert het verhaal hem. Hier⇲ staat een kort filmpje waarin Nicolaïs zoon, Micha, over het werk van z'n vader vertelt. En over dat van zijn moeder en hemzelf, beiden traden immers in vaders voetsporen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten