We bevinden ons op D’Heye in Bredene. We kijken uit over een weiland waarin grote brokstukken liggen, restanten van de tribune van de hippodroom↗︎. We zijn hier om iets te onderzoeken. Op 29 maart 2001 krijgt volksvertegenwoordiger Gilbert Vanleenhove antwoord op een parlementaire vraag. Het betreft natuurgebied D’Heye. Dat antwoord bevat een intrigerende passage: ‘De ruiters van de voormalige hippodroom (…) kunnen als historische relicten (…) in het gebied behouden blijven.’ (°) Hoezo? Hoe zouden de ruiters van destijds behouden kunnen blijven? De waardin van Krugerhof wijst me een man aan die meer weet. Terwijl zijn blik over D’Heye dwaalt, vertelt hij: ‘Ik zag in de verte een vierspan naderen. Eerst traag, daarna vlugger en op den duur razendsnel. De paarden waren bedekt met een doek, ze trokken een lijkwagen, en de koetsier gaf ze flink de zweep. Ik zag dat het vierspan achter die brokstukken een bocht maakte en langs de andere kant terugkwam.’ Hij wijst naar de steenbrokken, restanten van de hippodroomtribune. De waardin zegt: ’Ik weet nog altijd niet wat ik van dat verhaal moet denken, maar een ding is zeker. Telkens het volle maan is horen we hier 's nachts paarden over D’Heye draven.’
Flor Vandekerckhove
Flor Vandekerckhove
(°) Vraag nr. 136 van 29 maart 2001 van de heer Gilbert Vanleenhove. Te lezen op https://docs.vlaamsparlement.be/docs/bva/atomiseringen/ato2000-2001/nr13/dua/136.pdf↗︎
Geen opmerkingen:
Een reactie posten