woensdag 16 juni 2021

Oude mannen, nieuwe vormen

— Links Charles Baudelaire, midden Charles Reznikoff, rechts James Tate.


Voor Charles Baudelaire er zich mee gaat moeien, ligt de poëzie verankerd in strenge regels. Een gedicht wordt bijvoorbeeld beoordeeld naar de mate waarin het een alexandrijn is. Daar maakt Baudelaire komaf mee: 
‘Wie van ons heeft niet, in z’n ambitieuze dagen, gedroomd van het mirakel van een poëtisch proza, muzikaal zonder ritme of rijm, beide soepel en ruw genoeg om zich aan te passen aan de lyrische bewegingen van de ziel, aan de golven van mijmering, aan de schokken van bewustzijn.’
Ik haal De mooiste gedichten van Charles Baudelaire uit de kast en ontdek een boekje vol prozagedichten, soms kort, soms lang. Baudelaire als straatloper, een moderne dichter op zoek naar zijn vorm. Ik stip mooie voorbeelden aan en neem me voor er later op terug te komen. Maar nu eerst iets over een andere straatloper.
In Testimony, meesterwerk van de door mij zeer gewaardeerde Charles Reznikoff schetst de inleider een beeld van de dichter als oude man: 
‘(…) Charles Reznikoff, de onzichtbare dichter, wandelt twintig mijl per dag in New York, noteert zijn observaties in een notitieboekje, ontmoet kornuiten die nooit geweten hebben dat het een schrijver is die daar bij de Automat staat, een die al meer dan vijftig jaar zijn eigen boeken met perfecte gedichten publiceert.’ 
Ik voel verwantschap. Op foto’s herken ik in Reznikoff de lelijke man die ik binnenkort zal zijn. Zo zie ik mezelf ook wandelen op ’t strand, langs de waterlijn. En ook van mij zal niemand weten dat ik die schrijver ben die al zoveel jaren zijn eigen boeken publiceert.
Testimony is schokkend. Wie wil weten hóe schokkend, kan mijn vertalingen lezen: Huiselijke scènes; Huiselijke scènes (2); Huiselijke scènes (3); Huiselijke scènes (4). Al die gedichten zijn gebaseerd op getuigenverklaringen in de rechtbank. Het lijkt gevonden poëzie, en zo noemt Wikipedia ze ook, weze het ten onrechte: ‘de originele manuscripten van Testimony zijn bedolven onder revisies.’ Wat wil zeggen dat jurist-dichter Reznikoff hard op zoek geweest is naar een eigen vorm. Reznikoff doet niet wat verwante dichters in die tijd wél doen. Zij klagen sociale toestanden aan en organiseren zich ter linkerzijde. Niet zo Reznikoff. Paul Auster zegt in The Decisive Moment:
‘Deze gedichten proberen niet om universele waarheden naar huis te trommelen, de lezer te imponeren met de drempel die ze overschreden hebben, of om de dubbelzinnigheden van de menselijke ervaring op te roepen. Hun doel is, heel eenvoudig, verduidelijken.’ 
In Testimony, zegt Austen, wandelt de dichter niet door New York, zijn observaties in een notitieboekje noterend, wel werkt hij zich een weg door een berg rechtbanktranscripties. Wat Reznikoff daarin zoekt is de taal van de mens, de mens in de rechtbank. En hoe de mens het vervolgens in poëzie gezegd krijgt. Reznikoff creëert er een nieuwe poëtische vorm mee die zo ánders is dat sommigen die niet als poëzie (h)erkennen.
Dat geldt ook voor James Tate, heel andere mens dan Reznikoff, heel andere dichter ook, evengoed een van mijn lievelingsdichters. Ook van hem heb ik al een en ander vertaald: Bounden Duty en It happens like this. Ouder wordend begint hij prozagedichten te schrijven:
Het prozagedicht heeft een eigen verleidingsmiddel. Bijvoorbeeld, de misleidende eenvoudige verpakking: de paragraaf. Mensen zoeken over het algemeen niet naar dekking als ze met een paragraaf of twee worden geconfronteerd. De alinea zegt tegen hen: ik zal niet veel van je tijd in beslag nemen, en als je het niet erg vindt dat ik het zo zeg, ik sta niet bekend als geheimzinnig, stom, kostbaar, ik val van niet hoog, ’Kom binnen’ ... En wanneer , tegen het einde van een prozagedicht, een soort epifanie bereikt wordt, is dat bijzonder bevredigend. Je kijkt ernaar en je zegt: "Wel, ik dacht dat ik maar een paar alinea's aan het lezen was, maar ik heb goddank een glimp van een stukje eeuwigheid opgevangen.” 
’t Is minder hard dan de manier waarop Baudelaire het zegt, maar au fond is ’t niet anders. Wel is er sinds Baudelaire veel water naar de poëtische zee gevloeid. De surrealisten zijn gepasseerd en ook een merkwaardige zijtak ervan, een Amerikaans surrealisme dat met Mark Twain te maken heeft, met Buster Keaton en W.C. Fields. Dana Gioia:
‘Amerika's eerste grote surrealistische kunstenaars werden Walt Disney, Max Fleischer en Tex Avery genoemd. Hun artistieke medium was cartoonanimatie (…) Deze mannen namen - vrij letterlijk - de principes van het surrealisme over en maakten er massa-amusement van.’
En waarin ligt dan de vormvernieuwing van Tate? Charles Simic — nog een van mijn favorieten — ik vertaalde diens Pigeons at Dawn — zegt erover:
‘Helemaal uit het niets een gedicht schrijven, is het genie van Tate. Voor hem is het gedicht iets waarvan men niet wist dat het er was totdat het werd opgeschreven. Beeld roept beeld op, zoals rijm rijm oproept in formele versbouw, totdat er een gedicht is. Hij zoekt naar een nieuwe manier om een gedicht te schrijven.’ 
Flor Vandekerckhove


Op een nieuwe manier… 

de blauwalg bezingen

www.youtube.com/watch?v=IpnASiaepKI

Geen opmerkingen: