maandag 19 september 2022

Oostende: onmetelijke rijkdom en schrijnende ellende

Bladzijde uit La Vie d’Ostende, met tekeningen van Mars (1896)


In DLVuurtorenwachter postte ik in 2013 een lang stuk over de toeristische ontwikkeling van Oostende. In 2022 redigeer ik het stuk opnieuw, waarbij ik het herleid tot twee kortere posts. Het eerste heet Komst van het toerisme in Oostende↗︎. Het tweede staat hieronder.

In de tweede helft van de negentiende eeuw werd Oostende een toeristische attractie. Elke zomer gaf het mondaine Europa er rendez-vous. De trein verbond de stad met heel het vasteland, terwijl de maildienst Oostende-Dover vanaf 1846 als 't ware een brug over het Kanaal sloeg. In 1896 woonden in Oostende zo’n 30.000 mensen. In datzelfde jaar verbleven er in de stad al 41.898 toeristen: 39.924 kwamen uit Europa, er waren ook 1.691 Amerikanen, 169 Afrikanen, 63 Aziaten en 51 Australiërs. De mondaine wereld had de stad ontdekt en de neringdoeners konden er alleen maar wel bij varen.
Op de zeedijk en in de voornaamste straten werden prachtige verblijven gebouwd, waarin rijke industriëlen en edellieden hun tijd doorbrachten in zalig nietsdoen. 
In het kursaal, het casino en de luxewinkels waren de prijzen voor de vissers onbetaalbaar. Die moesten vele maanden zwoegen om datgene te verdienen wat de rijken in enkele uren aan nutteloze zaken besteedden. De stad werd daardoor een plek van confrontatie tussen onmetelijke rijkdom en schrijnende ellende. Dat was uiteraard niet bevorderlijk voor het toerisme. Dus diende er naar een andere locatie voor de vissers gezocht te worden. Onderwijzer Foutry die een geschiedenis van Oostende schreef formuleert het zo: 
‘Verder was heel het visscherskwartier één woonkazerne geworden en waren de kroegen zoodanig in aantal toegenomen dat ons zeevolk in een gealcoholiseerd ras dreigde te ontaarden. Men begrijpt dat, ook op zedelijk gebied, een ware ondergang van ons volk te voorzien was. (…) Vergeten we daarbij niet, dat de visscherskinderen op die wijze bewaard blijven voor het beroep van hun voorvaderen, daar allerhande “postjes” in een te nabije seizoenstad tal van zeemanszonen aan de scheepvaart ontrukten.’
De maatschappij ‘Ostende Phare et Extension’, afgekort Opex, was de naam van de firma die eind 19de eeuw werd belast met de bouw van een totaal nieuwe wijk voor de vissers en arbeiders aan de Oosteroever van de haven, langs de toenmalige Congolaan (nu E. Moureauxlaan). De wijk tussen de E. Moreauxlaan en de Oostendse Spuikom (intussen ook een gewone woonwijk met een combinatie van rijhuizen, bungalows, villa's en appartementen) heet in de volksmond nog altijd ‘den Opex’.
Flor Vandekerckhove↗︎

Sinds kort is er op Facebook een pagina Flor in spoken word. Hij dient om de gedeclameerde versies van mijn verhalen beter kenbaar te maken. Wie op Facebook zit, klikt hier↗︎.



Geen opmerkingen: