Midden Leo Madelein, rechts Hugo Brutin. |
Wijlen Arno Hintjens en ik — leeftijdsgenoten — zijn broekjes in die tijd en als ’t waar is dat we de Chèvre Folle al op prille leeftijd bezoeken, dan is ’t niet minder waar dat we er meer over vertellen dan we ervan afweten. Arno doet het hier↗︎ en ik schrijf er her↗︎ & der↗︎ een stukje over. Wie die links aanklikt, ziet dat we beiden erg onder de indruk zijn van de Franstalige Françoise, met, zegt Arno, ‘de mooiste borsten van ’t noordelijk halfrond’. Zelf herinner ik me haar vooral als een nazaat van de Parijse bohème.
Over het artistieke bohèmemilieu zit ik met een vraag. Dat komt doordat ik de voorbije maanden veel over het verschijnsel lees & schrijf. In zo’n stukje↗︎ stip ik gelijksoortige bohèmemilieus aan in tal van steden. Ook vraag ik me in dat stukje af of er in de eerste helft van de jaren zestig rond de Oostendse Chèvre Folle zo’n milieu bestaat. Omdat ik 't antwoord op die vraag niet ken, vraag ik ’t aan Oostendenaars die nóg ouder zijn. Bijvoorbeeld aan kunstcriticus Hugo Brutin die in 1960 een jonge kerel is. Heeft hij weet van bohémiens in ’t Oostendse kunstenaarsmilieu? Of aan Leo Madelein. Hem vraag ik het omdat ik ooit een fotograaf op bezoek kreeg, me door Luc Martinsen doorgestuurd, op zoek naar ‘de provo van Oostende’. Het kostte me meer dan een uur om me te realiseren dat hij Leo Madelein zocht. Wel Leo: bestond er een artistiek bohèmemilieu in Oostende?
Arno zegt dat hij in de Chèvre Folle Roland Van Campenhout leert kennen, hij insinueert dat Hugo Claus er komt, Marcel Van Maele, Pjeeroo Roobjee… Verder kennen we (voor)namen van een aantal medewerkers: naast Françoise zijn dat Yves Billiet, Hans, Wolfgang (een lief van Françoise, dacht ik), uitbater Alain Depiere↗︎ (†2005)… Ook Hubert Decleer↗︎ (†2021) staat er korte tijd achter de tapkast. Wat weten we nog? In de overgang van 2002 naar 2003 is er in het Oostendse Museum voor Schone kunsten een overzichtstentoonstelling. Naar aanleiding van die gebeurtenis schrijft Norbert Hostyn ‘La Chèvre Folle, kloppend artistiek hart van de sixties te Oostende’. In 5 pagina’s (met foto’s) stipt hij poëzielezingen aan, muzikale optredens en tentoonstellingen. (Wie de titel googelt kan het document downloaden bij ’t VLIZ). Maar ik blijf zitten met m’n vraag: bestond er in de stad een milieu van bohèmekunstenaars en -literatoren?
Flor Vandekerckhove↗︎
Over het artistieke bohèmemilieu zit ik met een vraag. Dat komt doordat ik de voorbije maanden veel over het verschijnsel lees & schrijf. In zo’n stukje↗︎ stip ik gelijksoortige bohèmemilieus aan in tal van steden. Ook vraag ik me in dat stukje af of er in de eerste helft van de jaren zestig rond de Oostendse Chèvre Folle zo’n milieu bestaat. Omdat ik 't antwoord op die vraag niet ken, vraag ik ’t aan Oostendenaars die nóg ouder zijn. Bijvoorbeeld aan kunstcriticus Hugo Brutin die in 1960 een jonge kerel is. Heeft hij weet van bohémiens in ’t Oostendse kunstenaarsmilieu? Of aan Leo Madelein. Hem vraag ik het omdat ik ooit een fotograaf op bezoek kreeg, me door Luc Martinsen doorgestuurd, op zoek naar ‘de provo van Oostende’. Het kostte me meer dan een uur om me te realiseren dat hij Leo Madelein zocht. Wel Leo: bestond er een artistiek bohèmemilieu in Oostende?
Arno zegt dat hij in de Chèvre Folle Roland Van Campenhout leert kennen, hij insinueert dat Hugo Claus er komt, Marcel Van Maele, Pjeeroo Roobjee… Verder kennen we (voor)namen van een aantal medewerkers: naast Françoise zijn dat Yves Billiet, Hans, Wolfgang (een lief van Françoise, dacht ik), uitbater Alain Depiere↗︎ (†2005)… Ook Hubert Decleer↗︎ (†2021) staat er korte tijd achter de tapkast. Wat weten we nog? In de overgang van 2002 naar 2003 is er in het Oostendse Museum voor Schone kunsten een overzichtstentoonstelling. Naar aanleiding van die gebeurtenis schrijft Norbert Hostyn ‘La Chèvre Folle, kloppend artistiek hart van de sixties te Oostende’. In 5 pagina’s (met foto’s) stipt hij poëzielezingen aan, muzikale optredens en tentoonstellingen. (Wie de titel googelt kan het document downloaden bij ’t VLIZ). Maar ik blijf zitten met m’n vraag: bestond er in de stad een milieu van bohèmekunstenaars en -literatoren?
Flor Vandekerckhove↗︎
[Steven Devoldere bezorgde dit filmpje over de Chèvre Folle: ]
www.youtube.com/watch?v=pVLyEbPuWMQDe e-boekjes van uitgeverij De Lachende Visch zijn gratis. De Weggeefwinkel staat in voor de distributie. In de beste traditie van De Weggeefwinkel is ook dit e-essay gratis. U hoeft er alleen om te vragen. Interesse? Mail naar liefkemores@telenet.be↗︎. |
3 opmerkingen:
Ik ben van jouw leeftijd. Ik ben maar één keer in de chèvre folle aan de grote kerk geweest, maar wel dikwijls erna toe ze verhuisd zijn naar - was het? - de Brabantstraat.
Wolfgang en Hans herinner ik me goed, en Françoise uiteraard ook, al kan ik Arno's beschrijving van haar borsten niet beamen. Ik kan me niet voorstellen dat ze me niet zouden opgevallen zijn, gezien mijn pubertijnse fixatie destijds. Ze had mooie trieste ogen en een neus om blikken mee open te doen. En ik babbelde graag in het Frans met haar. Ze had een mooie lach: zoeen die langzaam een heel gezicht doet stralen
Virgul (Brutin voor degenen die geen Frans van hem.kregen) heb ik daar nooit ofte nooit binnen gezien. Gezien de mentaliteit vh college destijds niet verwonderlijk.
Arno wel: die kwam.binnen met zijn lief (allebei in lange zwarte jassen), en ze gingen alleen aan een tafeltje zitten smoezen voor naar de Sloopy te verdwijnen. Had ik je verteld dat Arno ooit opdiende bij mijn plechtige communiemaaltijd? Ik denk dat hij toen in de kokschool zat.
Paul Snoek? Ik zie hem alleen zitten , de krant lezend in de Café du Parc.
Als er een bohème in Oostende was, dan heb ik ernaast gekeken. Achteraf is het natuurlijk bon ton om te stoefen: niemand die het kan controleren.
Het klopt ! Zo had ik nog gerief o.a. de "geit" in de autokoffer naar de Brabantstraat gereden met de hulp van Françoise.
Nu is de "geit" aan de gevel boven de zitbanken, waar de "Chevre folle" was, vlakbij de Peperbusse.
Ik ben Luc Bentein, een "nog oudere Oostendenaar" geboren in 1944 en dus een twintiger in de gouden jaren van de Chèvre Folle. Ik ging er regelmatig om vrienden te ontmoeten, in de eerste plaats mijn nog oudere vrienden Leo Madelein en Jef Van Tuerenhout. Leo was toen de gids in het Oostendse beeldende kunstenaars-leven. Wie iets betekende als artiest, was geregeld in de Chèvre Folle te vinden. Yves Rhayé, Gerard Holmens, maar inderdaad ook Paul Snoek. Hugo Brutin inderdaad niet of vergis ik me? De jonge Arno zag ik meer in de Sloopy's. En Roland Van Campenhout? Die zag ik regelmatig in 'Keetje in Gent. Maar soms in de Chèvre Folle? Kan zijn. Bohème? Denk van niet, of het zou René Guiette moeten geweest zijn. Maar hoe dan ook, "those were the days!".
Een reactie posten